drukken om dit vast te zetten in de filterbus. Druk
niet op het flexibele midden van het filter.
Belangrijk: Probeer nooit een veiligheidsfilter
te reinigen (Figuur 49). Plaats steeds een
nieuw veiligheidsfilter als het voorfilter drie
onderhoudsbeurten heeft gehad.
Figuur 49
1. Veiligheidsfilter
4. Reinig de opening van de vuiluitlaat in het
afneembare deksel. Verwijder de rubberen
uitlaatklep van het deksel, maak de holte schoon en
plaats de klep terug.
5. Monteer het deksel met de rubberen uitlaatklep naar
beneden gericht – in een positie tussen ongeveer
5:00 tot 7:00 uur, gezien vanaf het uiteinde.
6. Stel de indicator (Figuur 47) opnieuw in als deze
rood is.
Motorolie verversen en filter
vervangen
Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren
Om de 150 bedrijfsuren
Ververs de olie en vervang het filter na de eerste
50 bedrijfsuren; daarna moet u om de 150 bedrijfsuren
de olie verversen en het oliefilter vervangen.
1. Verwijder een aftapplug (Figuur 50) en laat de olie in
een opvangbak lopen. Als er geen olie meer naar
buiten stroomt, plaatst u de aftapplug terug.
1. Aftapplug motorolie
2. Verwijder het oliefilter (Figuur 51). Smeer een dun
laagje schone olie op de nieuwe filterpakking voordat
u deze vastschroeft. Niet te vast draaien.
1. Motoroliefilter
3. Vul het carter bij met olie; zie Motoroliepeil
controleren.
40
Figuur 50
Figuur 51