Tractiepedaal
Het tractiepedaal (Figuur 2) regelt de beweging vooruit
en achteruit. Om vooruit te rijden, moet u de bovenkant
van het pedaal intrappen en om achteruit te rijden de
onderkant van het pedaal. De rijsnelheid hangt af van
hoever het pedaal wordt ingetrapt. Voor de maximale
rijsnelheid zonder belasting trapt u het pedaal volledig
in terwijl de gashendel op Snel staat.
Om te stoppen, laat u het tractiepedaal opkomen en
weer terugkeren in de middelste stand.
Rempedalen
Twee pedalen (Figuur 2) bedienen de afzonderlijke
remmen op de wielen ter ondersteuning van het draaien,
voor het parkeren en ten behoeve van een betere tractie
bij het rijden op hellingen. Een vergrendeling koppelt de
pedalen als parkeerrem en voor transport.
Borgpen
Om de parkeerrem in werking te stellen (Figuur 2),
koppelt u de pedalen met de borgpen.
Hendel om stuurwiel te verstellen
Druk de hendel om het stuur te verstellen (Figuur 2)
omlaag om het stuurwiel in de gewenste positie te zetten.
Laat vervolgens de hendel los om de afstelling te borgen.
Vergrendeling parkeerrem
Een knop links van het bedieningspaneel activeert de
vergrendeling van de parkeerrem (Figuur 2). Om de
parkeerrem in werking te stellen, koppelt u de pedalen
met de borgpen en trekt u de vergrendeling voor de
parkeerrem uit. Om de parkeerrem vrij te zetten, trapt
u beide pedalen in totdat de vergrendeling van de
parkeerrem wordt ingetrokken.
Laadindicator
De laadindicator (Figuur 2) licht op indien het laadcircuit
van het systeem defect is.
Oliedruklampje
Dit lampje (Figuur 2) indien de motoroliedruk gevaarlijk
laag is.
Waarschuwingslampje koelvloeistof-
temperatuur
Het lampje (Figuur 2) gaat branden en de motor slaat af
als de koelvloeistof een buitensporig hoge temperatuur
bereikt.
Indicatielampje van gloeibougie
Als dit lampje (Figuur 2) gaat branden, zijn de
gloeibougies in werking.
Temperatuurmeter motorkoelvloeistof
Deze meter (Figuur 2) geeft de temperatuur van de
motorkoelvloeistof aan.
Snelheidsbegrenzer
Draai aan de schroef van de snelheidsbegrenzer
(Figuur 3) om de maximale afstand in te stellen die
het tractiepedaal bij het achteruitrijden kan worden
ingetrapt.
1. Snelheidsbegrenzer
Belangrijk: Als de machine in de maaistand staat,
moet de schroef van de snelheidsbegrenzer het
tractiepedaal tegenhouden voordat de pomp een
volledige slag aflegt, omdat anders de pomp schade
kan oplopen.
Hefhendels
Met de hefhendels (Figuur 4) kunt u de maaidekken
opheffen en neerlaten.
Belangrijk: U moet de middelste hefhendel
eventjes in de lage stand duwen zodat de
aftakasschakelaar het aftakascircuit kan activeren.
Servicevergrendeling van maaidek
Hiermee (Figuur 4) vergrendelt u de hefhendel van het
frontmaaidek als dit is opgeheven.
17
Figuur 3