1.2.1.1
Alarmniveau-instellingen
De instellingen voor Alarmniveau 1 en 2 worden automatisch geladen bij installatie van de
sensor. Standaardinstellingen zijn 1x en 2x TLV of 20 en 40 % LEL voor het doelgas. Met
de Alarminstelfunctie in het Configuratiemenu kan de gebruiker de alarmdrempels volgens
eigen behoefte aanpassen.
Wanneer de concentratie doelgas de vooraf ingestelde of aangepaste alarmdrempel
overschrijdt, zal het instrument deze concentratiealarmtoestand op het lcd-scherm tonen,
en een passende boodschap naar het netwerk versturen.
Instrumenten met relaisoptie zullen bovendien de bijhorende alarmrelais activeren.
1.2.1.2
Functie Alarmen terugzetten
Af-fabriek worden Alarm 1 en Alarm 2 voorgeprogrammeerd als "ingeschakeld" en
"vergrendeld". Bij een concentratiealarm zal de alarmindicatie met vergrendelde alarmen
actief blijven tot het alarm manueel wordt bevestigd door op de <set>-toets te drukken. Bij
wachtwoordbescherming moet het wachtwoord worden ingegeven (zie Configuratiemenu /
Veiligheidsfunctie).
Het terugzetten van een alarm is niet mogelijk wanneer de alarmtoestand nog steeds
actief is.
1.2.1.3
De Bewakingsmodus afsluiten
Het afsluiten van de Bewakingsmodus en de toegang tot de Onderhoudsmodus kunnen
beveiligd zijn met een wachtwoord. Om te voorkomen dat onbevoegden het instrument
ontregelen raden we u aan deze functie in te schakelen (zie Configuratiemenu/
Veiligheidsfunctie).
- Wachtwoord ingeschakeld:
Druk op de <esc>-toets om de Bewakingsmodus af te sluiten en een wachtwoord in te
geven. Het scherm om een wachtwoord in te voeren wordt een minuut getoond. Tijdens
deze periode blijft de Bewakingsmodus actief op de achtergrond. Na het invoeren van een
correct wachtwoord bevindt het instrument zich in de Onderhoudsmodus. Het bewaakt
niet, de groene led is gedoofd.
- Wachtwoord uitgeschakeld:
Druk op de <esc>-toets om de Bewakingsmodus af te sluiten. Het instrument bevindt zich
nu in de Onderhoudsmodus, het bewaakt niet, de groene led is gedoofd.
1.2.2
Onderhoudsmodus
De Onderhoudsmodus geeft een volledige afwezigheid aan van bewakingscapaciteit.
De groene status-led is gedoofd. Een onderhoudsboodschap wordt naar het netwerk verstuurd.
i nstrumenten met relaisoptie activeren ook het storingsrelais, afhankelijk van de configuratie.
1.2.3
Waarschuwingstoestand
Een waarschuwingstoestand duidt erop dat het instrument moet worden nagekeken, maar
dat het nog steeds kan bewaken en werken zoals geprogrammeerd.
Wanneer het instrument een waarschuwingstoestand detecteert:
- knippert de groene status-led
- wordt er een waarschuwingsboodschap naar het communicatienetwerk verzonden;
afhankelijk van de configuratie kan deze functie worden in- of uitgeschakeld.
- a fhankelijk van de configuratie wordt het storingsrelais geactiveerd (enkel instrumenten
met relaisoptie)
1.2.3.1
Waarschuwingstoestand terugzetten
Druk op de <set>-toets om te bevestigen en om de Waarschuwingstoestand terug te zetten.
Zie hoofdstuk 7, Problemen oplossen voor specifieke waarschuwingen.
Satellite XT FTT Versies
Basiswerking – Hoofdstuk 1
1-2