2.6
Eerste keer opstarten
Wanneer de bedrading is voltooid, moet aan ieder instrument een sensor worden
toegewezen. Iedere sensor is geijkt voor gas, de sensorspecifieke ijkparameters worden
in het interne gegevensgeheugen bewaard. Zorg ervoor dat alleen sensors die ontworpen
zijn voor de Satellite XT worden gebruikt.
A f-fabriek worden de instrumenten zowel ongeconfigureerd als vooraf geconfigureerd
verzonden op vraag van de klant.
W anneer de instrumenten vooraf worden geconfigureerd, zal een bepaalde sensor, die
aan de hand van het serienummer op de verpakking en op het sensorlabel kan worden
herkend, worden toegewezen aan en worden gedocumenteerd voor één bepaald
instrument. Deze gegevens worden vermeld in het testcertificaat dat wordt meegeleverd.
Schakel de stroom in. Indien geen sensor werd aangebracht, verschijnt de volgende boodschap.
- - - - F A U L T - - - -
NO S E N S OR !
Open de bajonetsluiting van de sensorbehuizing onderaan het instrument voor
toepassingen zonder sensoruitbreiding. Draai deze hiervoor een kwartslag naar rechts, en
verwijder de sensorbehuizing. Houd met twee vingers de plastic fitting aan de kanaalzijde
vast voor toepassingen met sensoruitbreiding. Schroef de metalen fitting los.
N eem de specifieke sensor uit de verpakking. Verwijder de klembandjes of de draad in het
sensorcontact voor u deze op het instrument aansluit. Klembandjes of draad zijn niet bij
alle sensoren aanwezig.
Plaats de sensor in het sensorcompartiment van het instrument voor toepassingen zonder
sensoruitbreiding. Zorg ervoor dat de pijl op het sensorlabel naar voren gericht is en naar
boven wijst. Breng de sensorbehuizing aan door de bajonetsluiting een kwartslag naar
rechts te draaien.
P laats de sensor in de holte binnenin de metalen fitting voor toepassingen met sensoruitbreiding.
Zorg ervoor dat het streepje, de groef en de pijl op het sensorlabel zich op een lijn bevinden.
D e sensor wordt opgewarmd. De grafische display toont het passende scherm tot de
weergegeven waarde nul bedraagt.
Dit is niet van toepassing voor zuurstofsensoren. De vereiste opwarmingsduur is afhankelijk
van het geïnstalleerde sensortype. Het instrument bevindt zich in Onderhoudsmodus.
De groene led is gedoofd.
S E N S OR WA RM - U P !
1 . 23
Vanaf het moment dat de weergegeven waarde nul bedraagt, schakelt het instrument
automatisch over op de Bewakingsmodus. De grafische display toont het passende
scherm, de groene status-led brandt, het instrument bewaakt.
! Opmerking:
Wanneer het instrument niet werkt zoals hierboven staat beschreven, en wanneer
een foutmelding verschijnt, raadpleeg dan Hoofdstuk 7, Problemen oplossen.
! Instrumenten met KATALYTISCHE sensoren:
Nulijking moet worden uitgevoerd alvorens op te starten. Het is aanbevelen om iedere
4 tot 6 weken een nulijking uit te voeren. Raadpleeg Hoofdstuk 5, IJking, voor details.
! Instrumenten met ZUURSTOFSENSOREN:
Bereikinstelling moet worden uitgevoerd alvorens op te starten. Het wordt aanbevolen
om iedere 4 tot 6 weken een bereikinstelling uit te voeren. Raadpleeg Hoofdstuk 5,
IJking, voor details.
Satellite XT FTT Versies
Installatie en opstarten - Hoofdstuk 2
S a t e l l i t e X T
A s H 3
p p m
0 . 00
p p m
2-8