7
Oefeninstructies
De juiste positionering van de patiënt in de uitgangspositie draagt sterk bij aan de kwaliteit en effectiviteit
van de uitvoering van de oefening.
Bij de machines worden de oefeningen uitgevoerd in zittende positie, op de ontvoerders / adductoren en
functionele pers ook in liggende positie. De rug, met name de lendenwervelkolom, moet tijdens de
uitvoering van de oefening zo goed mogelijk worden gestabiliseerd. Indien aanwezig, wordt de rugleuning
gebruikt om de wervelkolom te stabiliseren. Om de houding van de wervelkolom te ondersteunen, vooral bij
mensen met een instabiele houding, kunt u de optionele lendensteun gebruiken.
De machine- en draaipunten moeten zo nauwkeurig mogelijk worden gepositioneerd ten opzichte van de
bewegingsassen van de uit te oefenen scharnieren, zodat er geen druk- en schuifkrachten ontstaan. De
machines kunnen gebruikt worden om de uiteinden aan beide zijden of slechts aan één zijde te trainen.
De hefboomarmlengte kan individueel worden aangepast aan de anatomische omstandigheden van de
cursisten.
De door de therapeut of trainer gekozen trainingshouding kan later worden gereproduceerd voor
zelfstandige training, omdat alle instelapparaten zijn voorzien van een schaal en alfabetisch genummerd (A,
B, C, ...).
De gewichtsbelasting moet zo worden gekozen dat de patiënt/stagiair de training zonder ontwijkende
bewegingen kan uitvoeren. De belasting wordt geselecteerd met een pen op het gewichtsblok. Een
fijnafstelling van het gewicht kan worden ingesteld met de hulpgewichten (optioneel).
Er is de mogelijkheid om de patiënt of cliënt tijdens de training te stabiliseren.
Details hierover worden in de afzonderlijke machines gepresenteerd.
Algemene opleidingsaanbevelingen
Om de overeenkomstige spiermassa van de patiënt voor te bereiden op de belasting, raden wij u aan om op
een fietsergometer op te warmen en vervolgens te rekken voordat u met het trainingsprogramma begint.
Bij beperkte mobiliteit of pijn mag de training alleen worden uitgevoerd waar mogelijk in het pijnloze bereik.
In dit geval kan het bewegingsbereik met de bewegingsbegrenzer (optioneel) worden beperkt en kan de
starthoek individueel en nauwkeurig worden gedefinieerd. Als er enig ongemak is, moeten de oefeningen
onmiddellijk worden stopgezet en indien nodig moet een arts worden geraadpleegd.
De machines laten een patiënt of cliënt toe om één of beide benen, of één of beide armen te trainen.
Wij raden u aan de beweging langzaam en gecontroleerd uit te voeren. Zorg ervoor dat de beweging correct
is. De belastingsintensiteit aan het begin van de training moet doelbewust worden gekozen om gemakkelijk
te kunnen werken. De belasting wordt dan geleidelijk verhoogd om overmatige belasting te vermijden, wat
kan leiden tot problemen en pijn bij patiënten/stagiairs.
Het gewicht kan explosief worden verplaatst, met snelle, krachtige oefeningen, maar alleen met personen die
op die manier geladen kunnen worden. Ook een gecontroleerde bewegingscontrole moet met deze
trainingsmethode worden gegarandeerd om stress en verwondingen te voorkomen. In de regel moeten
concentrische en excentrieke werkingsmechanismen van de spieren worden gecombineerd.
Er worden verschillende trainingsmethoden toegepast. Als de repetitieve trainingsmethode wordt gebruikt,
worden meerdere series met bijbehorende pauzes uitgevoerd. De trainingsintensiteit is gebaseerd op het
draagvermogen van de gewonde structuur, de revalidatiefase van de patiënt en de trainingsdoelen.
Hierbij kan prioriteit worden gegeven aan de aanpassing en gewenning van de gewonde structuur
(bindweefsel, kraakbeen, pezen, ligamenten en gewrichtskapsel) aan training met een lage intensiteit, voor de
training van speciale krachtcapaciteiten - zoals uithoudingsvermogenstraining of maximale kracht - met
toenemende intensiteit.
Gebruiksaanwijzing
Pagina 26 van 48
Version 27