Werking van het ABS
(AN400A/ZA)
De werking van het ABS is gebaseerd
op een elektronische regeling van de
remdruk. De ABS-computer bewaakt
voortdurend de draaisnelheid (toeren-
tal) van de wielen en maakt vergelij-
kingen tussen de draaisnelheden
tijdens het remmen. Als een ven de
wielen plotseling langzamer gaat
draaien, wat betekent dat het wiel op
het punt staat te blokkeren, regelt de
computer de remdruk naar dat wiel
zodanig dat blokkeren voorkomen
wordt. Het ABS werkt automatisch
zodat er geen speciale remtechniek
voor nodig is. U trekt aan de voorrem-
hendel en de achterremhendel over-
eenkomstig de kracht waarmee u wilt
remmen, zonder dat u de remhendels
pompend bedient. Tijdens de werking
van het ABS is het mogelijk dat u een
lichte trilling in de remhendels voelt.
Indien niet-aanbevolen banden wor-
den gebruikt is het mogelijk dat de
draaisnelheid van de wielen niet juist
wordt geregistreerd met een foutieve
werking van de computer als gevolg.
Het ABS werkt niet bij erg lage snel-
heden (minder dan 10 km/uur) of als
de accu leeg is.
Stoppen en Parkeren
1. Draai de gasgreep helemaal van u
af om het gas helemaal te sluiten.
2. Gebruik de voor- en achterrem
gelijktijdig en in gelijke mate.
WAARSCHUWING
Onervaren rijders hebben de nei-
ging te weinig gebruik te maken
van de voorrem. Dit kan ertoe lei-
den dat uw remweg zeer lang
wordt en kan resulteren in een
botsing. Als u uitsluitend gebruikt
maakt van de voor- of achterrem,
kan dit ertoe leiden dat u slipt of
dat u de controle over de motor-
fiets verliest.
Trek beide remhendels gelijkmatig
en tegelijkertijd in.
WAARSCHUWING
Als u hard remt terwijl u een bocht
neemt, kan dit ertoe leiden dat de
wielen slippen en dat u de con-
trole over de motorfiets verliest.
Rem voordat u de bocht aansnijdt.
WAARSCHUWING
Als u hard remt op een natte,
losse, ruwe of anderszins gladde
ondergrond, kan dit ertoe leiden
dat de wielen slippen en dat u de
controle over de motorfiets ver-
liest.
Rem licht en voorzichtig op een
gladde of onregelmatige onder-
grond.
5-6