7.6.2 Vaste MASTER
Dit is de standaardinstelling van de pompregeling. De FDU
regelt de Master-pomp, die altijd draait. De relaisuitgangen
starten en stoppen de andere pompen, P1 tot en met P6,
afhankelijk van de flow/druk. In deze configuratie kunnen
maximaal 7 pompen worden geregeld, zie Afb. 68. Om de
levensduur van de extra pompen gelijk te houden, kunnen
de pompen worden gekozen op basis van de runtijd historie
van iedere pomp.
R:SlavePump6
R:SlavePump5
FDU
R:SlavePump4
MASTER
R:SlavePump3
R:SlavePump2
R:SlavePump1
PM
P1
(NG_50-PC-4_1)
Zie menu:
[393] Aandr. Keuze
[39H] naar [39N] Run Time 1 - 6,
Pomp
[554] naar [55C] Relais
Afb. 68 Vaste MASTER-regeling
OPMERKING: De pompen KUNNEN verschillende
vermogens hebben. De MASTER-pomp MOET echter
altijd de grootste zijn.
62
Hoofdfuncties
P2
P3
P4
P5
P6
7.6.3 Wisselende MASTER
Met deze functie is de Master-pomp niet continu gekoppeld
vast aan de FDU. Na inschakelen of herstarten van de FO
na een stop of slaapmodus wordt de Master-pomp gekozen
via het relais dat is ingesteld op functie PompMaster X.
hoofdstuk 7.6.7 pagina 65 vindt u een gedetailleerd bedra-
dingsschema met 3 pompen. Het doel van deze functie is dat
alle pompen gelijkmatig worden gebruikt, zodat de levens-
duur van alle pompen, inclusief de Master-pomp, gelijk
wordt getrokken. Met deze functie kunnen maximaal 6
pompen worden geregeld.
R: SlavePump6
R: SlavePump5
R: SlavePump4
FDU
R: SlavePump3
MASTER
R: SlavePump2
R: SlavePump1
R: MasterPump6
R: MasterPump5
R: MasterPump4
R: MasterPump3
R: MasterPump2
R: MasterPump1
(NG_50-PC-5_1)
Zie menu:
[393] t/m [396]
[553] t/m [55C]
Wisselende MASTER-regeling
Afb. 69
OPMERKING: De pompen MOETEN allemaal hetzelfde
vermogen hebben.
CG Drives & Automation, 01-5325-03r3
P1
P2
P3
P4
P5
P6