3.2
Kabelaansluitingen voor
kleinere bouwvormen
IP54-
FDU48/52-003 t/m 074
(bouwvorm B, C en D)
IP20/21 - FDU48 025 t/m 293
(bouwvorm C2,D2,E2 en F2).
3.2.1 Voedingspanningskabels
De netvoedings- en motorkabels volgens de lokale
voorschriften dimensioneren. De kabel moet de
belastingsstroom van de FO kunnen overbrengen.
Aanbevelingen voor het kiezen van
voedingsspanningskabels
• Om aan de EMC-eisen te voldoen, hoeven geen
afgeschermde voedingsspanningskabels te worden
gebruikt.
• Gebruik hittebestendige kabels, +60°C of hoger.
• Dimensioneer de kabels en zekeringen overeenkomstig
de lokale voorschriften en de nominale uitgangsstroom
van de motor. Zie tabel 58, pagina 231.
• De draaddoorsnede van de PE-geleider voor kabels van <
2
16mm
moet gelijk zijn aan de gebruikte fasedraden, bij
kabeldoorsneden groter dan 16mm
2
gelijk aan 35 mm
moet de PE-draaddoorsnede
2
minimaal 16 mm
zijn. Voor kabels met een
draaddoorsnede van > 35 mm
van de PE-geleider minimaal 50% zijn van de
draaddoorsnede van de gebruikte fase.
Als de draaddoorsnede van de PE-geleider in het
gebruikte kabeltype niet aan bovenstaande vereisten voor
de draaddoorsnede voldoet, moet er een aparte PE-
geleider worden gebruikt om wel aan de vereisten te
voldoen.
• De litze aardingsaansluiting, zie Afb. 37, is alleen nodig
als de montageplaat is voorzien van een laklaag. Alle
FO's hebben een ongelakte achterzijde en zijn daarom
geschikt voor montage op een ongelakte montageplaat.
Sluit de voedingsspanningskabels aan volgens Afb. 28 tot 34.
De FO heeft standaard een ingebouwd RFI-
netspanningsfilter dat voldoet aan categorie C3, geschikt
voor de 2e Omgeving eisen.
24
Installatie
2
maar kleiner of
2
moet de draaddoorsnede
L3
L2
L1
PE
Afb. 28 Netspannings- en motoraansluitingen, model
003-018, bouwvorm B
PE
EMC-wartel Aansluiting van afscherming motorkabels
Afb. 29 Netspannings- en motoraansluitingen, model
026-046, bouwvorm C
CG Drives & Automation, 01-5325-03r3
W
U
V
R
DC-
DC+
EMC-wartel, Aansluiting van
afscherming motorkabels