Voorbeeld
De motor wordt beschermd door een interne beveiliging
tegen thermische overbelasting. Als deze beveiliging wordt
geactiveerd, moet de FO wachten totdat de motor vol-
doende is afgekoeld voordat het normale bedrijf mag worden
hervat. Als dit probleem zich binnen korte tijd drie keer
voordoet, is externe ondersteuning vereist.
De volgende instellingen moeten worden verricht:
• Voer het maximale aantal herstarts in, stel menu [251] in
op 3.
• Activeer automatisch resetten van Motor I
[25A] in op 300 s.
• Stel relais 1, menu [551] in op AutoRst Trip. Als het
maximale aantal herstarts is bereikt en de FO in de sto-
ringsconditie blijft, is er een signaal beschikbaar.
• De resetingang moet constant zijn geactiveerd.
7.1.5 Referentieprioriteit
Het actieve toerentalreferentiesignaal kan vanuit diverse
bronnen en functies worden geprogrammeerd. Onder-
staande tabel toont de prioriteit van de verschillende functies
voor de toerentalreferentie.
Tabel 22 Referentieprioriteit
Hoofdprioriteit
1. Jog, (menu [520], [348])
2. Referentiekeuze,
(menu [214])
CG Drives & Automation, 01-5325-03r3
2
t; stel menu
Ref.-keuze
Prioriteit
-
1. Preset
Klemmen
2. MotPot
3. AnIn
Toetsenblok
-
Comm
-
Optie
-
7.1.6 Preset-referenties
De FO kan vaste toerentallen kiezen via de regeling van digi-
tale ingangen. Dit kan worden gebruikt voor situaties waar-
bij het benodigde motortoerental moet worden aangepast
aan vaste waarden op basis van bepaalde procesvoorwaarden.
Voor iedere parameterset kunnen maximaal 7 preset-referen-
ties worden ingesteld. Deze kunnen worden gekozen via alle
digitale ingangen die zijn ingesteld op Preset Ctrl1, Preset
Ctrl2 of Preset Ctrl3. Het aantal gebruikte digitale ingangen
dat is ingesteld op Preset Ctrl bepaalt het aantal beschikbare
preset-referenties. Het gebruik van 1 ingang geeft 1 toeren-
tallen, 2 ingangen geeft 3 toerentallen en 3 ingangen geeft 7
toerentallen.
Voorbeeld
Voor het gebruik van vier vaste toerentallen van 50/100/
300/800 rpm zijn de volgende instellingen nodig:
• Stel DigIn 5 in als eerste keuze-ingang; stel [525] in op
Preset Ctrl1.
• Stel DigIn 6 in als tweede keuze-ingang; stel [526] in op
Preset Ctrl2.
• Stel menu [341], Min Toeren, in op 50 rpm.
• Stel menu [362], Preset Ref 1, in op 100 rpm.
• Stel menu [363], Preset Ref 2, in op 300 rpm.
• Stel menu [364], Preset Ref 3, in op 800 rpm.
Met deze instellingen, de FO ingeschakeld en een gegeven
RUN-commando wordt het toerental:
• 50 rpm, als zowel DigIn 5 als DigIn 6 laag zijn.
• 100 rpm, als DigIn 5 hoog is en DigIn 6 laag.
• 300 rpm, als DigIn 5 laag is en DigIn 6 hoog.
• 800 rpm, als zowel DigIn 5 als DigIn 6 hoog zijn.
Hoofdfuncties
55