Lichten/mistlichten
Lichten: Draai de knop op het einde van de hendel links aan het stuur in de correcte stand:
- Automatisch
- Alleen parkeerlicht
- Dimlicht
Trek de hendel naar je toe (in stand dimlicht) om de grootlichten (ook wel "phares") aan of
uit te zetten.
Mistlichten: Vooraan: draai de ring één stand naar voren/boven om de mistlichten
vooraan aan te zetten. Op het instrumentenpaneel verschijnt een controlelampje.
Achteraan: draai de ring twee standen naar voor om de mistlichten achteraan aan te
zetten. Op het instrumentenpaneel verschijnt een tweede controlelampje.
Uitzetten kan door dezelfde ring terug naar beneden te draaien.
Reservewiel
Dit bevindt zich in de koffer
onder de vloerplaat. Daar
vind je ook de wielsleutel en
de krik. Voor meer instructies,
kijk in het instructieboekje
van de wagen.
SOS-knop
Opmerkingen
_________________________________________________________________________________
_________________________________________________________________________________
_________________________________________________________________________________
Ruitenwissers
1 = normale snelheid (matige neerslag)
2 = hoge snelheid (hevige neerslag)
Auto = springt aan wanneer er neerslag valt
Omlaag = 1x wissen
Trek de hendel naar je toe om te sproeien en te wissen.
Ruitenwissers achteraan:
Draai de ring één stand naar voren om de ruitenwissers
achteraan te activeren (interval). Draai nog een stand
verder om achteraan te sproeien en te wissen.
De SOS-knop en Assistance-knop op het dashboard niet
gebruiken aub. In geval van pech of ongeval kan je
cambio bellen met de gele toets op de boordcomputer.
Klik de hendel rechts aan
het stuur naar boven in
volgende mogelijke
standen:
0 = uit
I = interval