Regeling
Functies en bedrijfsomstandigheden bij...
Tapwaterverwarming
Opwarmen van de laadboiler vanuit
koude toestand
Als de door de boilertemperatuursensor
vastgestelde temperatuur lager is dan de
opgegeven gewenste waarde, wordt de
CV-circulatiepomp ingeschakeld en de
3-weg-omschakelklep omgeschakeld.
■ Bij ketelwatertemperatuur ≥ gewenste
warmwatertemperatuur wordt de boi-
lerlaadpomp ingeschakeld.
■ Bij ketelwatertemperatuur ≤ gewenste
warmwatertemperatuur wordt de
brander ingeschakeld en na het berei-
ken van de benodigde ketelwatertem-
peratuur de boilerlaadpomp ingescha-
keld.
De laadboiler wordt tot de ingestelde
gewenste warmwatertemperatuur opge-
warmd. Het opwarmen wordt beëindigd
als op de boilertemperatuursensor de
ingegeven temperatuur is bereikt.
De boilerlaadpomp en de 3-weg-
omschakelklep blijven na beëindigen
van het laden nog 30 s ingeschakeld.
Naverwarming tijdens aftappen
Tijdens tappen komt koud water aan de
onderkant in de laadboiler.
Als de door de boilertemperatuursensor
vastgestelde temperatuur lager is dan de
opgegeven gewenste waarde, wordt de
CV-circulatiepomp ingeschakeld en de
3-weg-omschakelklep omgeschakeld.
56
(vervolg)
■ Bij ketelwatertemperatuur ≥ gewenste
warmwatertemperatuur wordt de boi-
lerlaadpomp ingeschakeld.
■ Bij ketelwatertemperatuur ≤ gewenste
warmwatertemperatuur wordt de
brander ingeschakeld en na het berei-
ken van de benodigde ketelwatertem-
peratuur de boilerlaadpomp ingescha-
keld.
Via de afvoertemperatuursensor wordt
het warme water op de opgegeven tem-
peratuur geregeld.
Na het tappen wordt de laadboiler verder
opgewarmd tot op de boilertemperatuur-
sensor de ingestelde warmwatertempe-
ratuur is bereikt.
De boilerlaadpomp en de 3-weg-
omschakelklep blijven nog 30 s inge-
schakeld.