6 Verhelpen van storingen
6.5.4
RS-232C-interface
Nr.
1
Controleer of de RS-232C-kabel op de juiste manier aangesloten is.
2
Controleer of de kabel niet beschadigd is.
3
Controleer de configuratie van de printer.
Controleer de instelling van de RS-232C-interface via het menu van INTERFACE MODE
(Interfacemodus).
4
Als uw computer meerdere RS-232C-poorten heeft, sluit dan aan op een andere poort.
5
Schakel de printer en de computer opnieuw in.
6.5.5
IEEE1284-interface
Nr.
1
Controleer of de printerkabel op de juiste manier aangesloten is op de LPT-poort van de compu-
ter.
2
Controleer of de kabel niet beschadigd is.
3
Als u een Windows-printerstuurprogramma gebruikt, controleer dan of de juiste poort geselec-
teerd is.
4
Controleer de configuratie van de printer.
Controleer de instelling van de IEEE1284-interface via het menu van INTERFACE MODE
(Interfacemodus).
5
Sluit aan op een andere poort.
6
Schakel de printer opnieuw in.
6.5.6
Extern signaal (EXT)-interface
Nr.
1
Controleer of de printer en het externe apparaat op de juiste manier via een kabel met elkaar ver-
bonden zijn.
2
Controleer of de kabel niet beschadigd is.
3
Controleer of het externe apparaat ingeschakeld is.
4
Controleer de configuratie van de printer.
Controleer de instelling van het extern signaal (EXT)-interface.
5
Schakel de printer en het externe apparaat opnieuw in.
218
S84-ex/S86-ex Bedieningshandleiding
Wat moet u controleren?
Wat moet u controleren?
Wat moet u controleren?