15 Inbedrijfstelling
buitenunit kunt u 1 binnenunit niet laten koelen terwijl een andere
verwarmt). Om in te stellen met de gebruikersinterface, zie de
handleiding
of
de
uitgebreide
gebruikersinterface.
INFORMATIE
In het geval van groepsbesturing moet aan de binnenunit
geen groepadres worden toegewezen. Het groepadres
wordt automatisch ingesteld bij het inschakelen van de
voeding.
14.3
Gepaste maatregelen aansluiten
voor met CO₂ gevulde apparaten
Gepaste maatregelen zijn lokaal te voorzien. Raadpleeg de
"Montagehandleiding van de afstandsbediening" voor meer details
over het installeren van de afstandsbediening.
1 Bepaal het minimum aantal gepaste maatregelen voor de
kamer in overeenstemming met
voor de installatieplaats voor
2 Sluit de gepaste maatregelen aan op de klemmenstrook van de
binnenunit, symbool T1, T2.
3 Als de CO
-lekdetector is geïnstalleerd, schakel de functie
2
voor
koelmiddellekdetectie
instelling" [ 4 23].
"16.1 Lokale
a
P1 P2
F1 F2 T1 T2
b
P1 P2
a
P1 P2
F1 F2 T1 T2
b
P1 P2
a
P1 P2
F1 F2 T1 T2
b
P1 P2
14‒1 Voorbeeld van lay-out voor aansluiting van gepaste
maatregelen voor één kamer
a
Klemmenstrook op de binnenunit
b
Klem P1/P2 op de gebruikersinterface
c
Bedieningspaneel (lokaal te voorzien)
d
CO
-koelmiddellekdetector (lokaal te voorzien) in
2
combinatie met een veiligheidsalarm (lokaal te voorzien)
e
Ventilatie (natuurlijke of mechanische) (lokaal te
voorzien)
f
Afsluiters (lokaal te voorzien)
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
22
handleiding
van
"12.1.2 Bijkomende vereisten
CO₂-koelmiddel" [ 4 15].
in
zoals
beschreven
d
c
e
f
15
Inbedrijfstelling
de
OPMERKING
Algemene
checklist
instructies voor inbedrijfstelling in dit hoofdstuk, is er een
algemene checklist inbedrijfstelling beschikbaar op het
Daikin Business Portal (authenticatie vereist).
De
algemene
aanvulling op de instructies in dit hoofdstuk en kan worden
gebruikt als richtlijn en als basis voor de rapportering
tijdens de inbedrijfstelling en bij overhandiging aan de
gebruiker.
OPMERKING
Laat de unit ALTIJD draaien met thermistoren en/of
druksensoren/-schakelaars. Anders kan er brand in de
compressor ontstaan.
15.1
Checklist voor de inbedrijfstelling
1 Controleer na de installatie van de unit de hierna vermelde
punten.
2 Sluit de unit.
in
3 Schakel de unit in.
Lees de volledige instructies voor installatie en gebruik,
zoals beschreven in de uitgebreide handleiding voor de
installateur en de gebruiker.
De binnenunit moet juist gemonteerd zijn.
De buitenunit moet juist gemonteerd zijn.
Controleer of de afvoerleiding goed is geïnstalleerd,
geïsoleerd en het afvoerwater goed kan wegstromen.
Controleer op waterlekken.
Mogelijk gevolg: Er kan condenswater naar beneden
druppelen.
De koelmiddelleidingen (gas en vloeistof) zijn goed
geïnstalleerd en thermisch geïsoleerd.
Er zijn GEEN koelmiddellekkages.
Er zijn GEEN ontbrekende fasen of omgekeerde fasen.
Het systeem is goed en op de juiste manier geaard en de
aardingsklemmen zijn goed aangehaald.
De zekeringen of lokaal geïnstalleerde beveiligingen zijn
overeenkomstig dit document geïnstalleerd en zijn NIET
overbrugd.
De voedingsspanning komt overeen met de spanning op
het identificatieplaatje van de unit.
Er zijn GEEN losse aansluitingen of verbindingen of
beschadigde elektrische onderdelen in de schakelkast.
Er zijn GEEN beschadigde onderdelen of buizen die
tegen de binnenkant van de binnen- of buitenunit gedrukt
worden.
De afsluiters (gas en vloeistof) op de buitenunit staan
volledig open.
inbedrijfstelling.
Naast
checklist
inbedrijfstelling
vormt
FXFN50~112A2VEB
CO₂ Conveni-Pack: binnenunit
3P672850-1A – 2021.07
de
een