12 Installatie van de unit
Algemene richtlijnen
▪ Leidinglengte. Houd de afvoerleiding zo kort mogelijk.
▪ Leidingmaat. De leidingmaat moet gelijk aan of groter dan de
verbindingsleiding zijn (plastic buis met een nominale diameter
van 25 mm en buitendiameter van 32 mm).
▪ Helling. De afvoerleiding moet afhellen (minstens 1/100) om te
voorkomen dat er lucht in de leiding blijft zitten. Gebruik
hangstaven zoals afgebeeld.
1~1.5 m
a
a
Ophangstaaf
Toegelaten
Niet toegelaten
▪ Condensatie. Neem maatregelen tegen condensatie. Isoleer de
volledige afvoerleiding in het gebouw.
▪ Stijgleiding. Indien nodig kunt u een stijgleiding installeren om in
een helling te voorzien.
▪ Helling afvoerslang: 0~75 mm om belasting op de leiding en
luchtbellen te voorkomen.
a
b
≤300
a
b
a
Metalen klem (accessoire)
b
Afvoerslang (accessoire)
c
Stijgende afvoerleiding (plastic buis met een nominale
diameter van 25 mm en een buitendiameter van 32 mm)
(lokaal te voorzien)
d
Ophangstaven (lokaal te voorzien)
▪ Afvoerleidingen combineren. Afvoerleidingen kunnen worden
gecombineerd. Gebruik afvoerleidingen en T-stukken met de
juiste diameter voor de werkingscapaciteit van de units.
a
T-stuk
Afvoerleiding aansluiten op de binnenunit
OPMERKING
Een slechte aansluiting van de afvoerslang kan lekken
veroorzaken
en
schade
installatieruimte en de omgeving.
1 Duw de afvoerslang zo ver mogelijk over de aansluiting van de
afvoerleiding.
2 Draai de metalen klem vast tot er minder dan 4 mm tussen de
schroefkop en het metalen klemdeel zit.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
18
1000~1500
c
d
d
(mm)
a
(mm)
berokkenen
aan
de
3 Controleer
op
waterlekken
waterlekken" [ 4 18]).
4 Installeer het isolatiedeel (afvoerleiding).
5 Draai het grote afdichtingskussen (= isolatie) rond de metalen
klem en de afvoerslang, en bevestig het met kabelbinders.
6 Sluit de afvoerleiding aan op de afvoerslang.
1
2~6
a
b
e
4
1
A-A'
a
Aansluiting afvoerleiding (bevestigd aan de unit)
b
Afvoerslang (accessoire)
c
Metalen klem (accessoire)
d
Groot afdichtingskussen (accessoire)
e
Isolatiedeel (afvoerleiding) (accessoire)
f
Afvoerleiding (lokaal te voorzien)
Controle op waterlekken
De procedure verschilt afhankelijk van of de installatie van het
systeem al voltooid is of niet. Wanneer de installatie van het
systeem nog niet voltooid is, sluit u de gebruikersinterface en de
voeding tijdelijk aan op de unit.
Wanneer de installatie van het systeem nog niet voltooid is
1 Sluit de elektrische bedrading tijdelijk aan.
▪ Verwijder het servicedeksel (a).
▪ Sluit de gebruikersinterface aan (b).
▪ Sluit de elektrische voeding (c) aan.
▪ Breng het servicedeksel (a) weer aan.
a
Servicedeksel met bedradingsschema
b
Klemmenstrook gebruikersinterface
c
Klemmenstrook voeding
2 Schakel de voeding IN.
3 Begin de werking met alleen ventileren (zie de uitgebreide
handleiding
of
de
gebruikersinterface).
4 Giet ongeveer 1 l water langzaam in de uitlaat van de
luchtuitblaas en controleer op lekken.
(zie
"Controle
op
c
d
f
2
5
A
A
A'
A'
≤4 mm
d
c
3
b
a
b
a
c
servicehandleiding
van
de
FXFN50~112A2VEB
CO₂ Conveni-Pack: binnenunit
3P672850-1A – 2021.07
6