12 Installatie van de unit
QLAV
70
65
a
60
55
50
45
40
35
30
25
20
15
10
5
0
0
50
100 150
200 250 300 350
400
450
12‒2 Voorbeeldgrafiek voor berekening
A
Hoeveelheid koelmiddel
B
Kamervolume
a
2 gepaste maatregelen vereist
b
1 gepaste maatregel vereist
c
Geen maatregel vereist
Voor bezettingen op de laagste ondergrondse verdieping van
het gebouw
Als de totale hoeveelheid
koelmiddel (kg) gedeeld door
(a)
3
het kamervolume
(m
) ... is
<RCL
>RCL en ≤QLMV
>QLMV en <QLAV
>QLAV
(a)
Voor ruimten met mensen met een vloeroppervlakte van meer
2
2
dan 250 m
, neem 250 m
kamervolume te bepalen (Voorbeeld: zelfs als de
2
vloeroppervlakte 300 m
is en de kamerhoogte 2,5 m, neem dan
2
3
250 m
×2,5 m=625 m
als kamervolume)
Voorbeeld: Totale hoeveelheid koelmiddel in het systeem is 45 kg
3
en kamervolume is 300 m
. 45/300=0,15, wat >RCL (0,072) en
<QLAV (0,18) is; installeer dus minstens 2 gepaste maatregelen in
de kamer.
QLAV
70
65
a
60
55
50
45
40
35
30
25
20
15
10
5
0
0
50
100 150
200 250 300 350
400
450
12‒3 Voorbeeldgrafiek voor berekening
A
Limiet hoeveelheid koelmiddel
B
Kamervolume
a
Installatie is niet toegestaan
b
2 gepaste maatregelen vereist
c
1 gepaste maatregel vereist
d
Geen maatregel vereist
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
16
QLMV
b
c
500
550
600 650 700 750 800 850 900 950 1000
B (m³)
...moet het aantal gepaste
maatregelen minstens...
bedragen
0
1
2
De waarde mag NIET worden
overschreden!
als vloeroppervlakte om het
QLMV
RCL
b
c
d
500
550
600 650 700 750 800 850 900 950 1000
B (m³)
INFORMATIE
Zelfs als er op de laagste verdieping geen koelsysteem is,
moet u waar de grootste systeembelasting (kg) in het
gebouw gedeeld door het totaal volume van de laagste
3
verdieping (m
) groter is dan de waarde voor QLMV in
overeenstemming met EN 378-3:2016 een mechanische
ventilatie voorzien.
12.2
De binnenunit monteren
12.2.1
Richtlijnen bij de installatie van de
binnenunit
INFORMATIE
Optionele apparatuur. Lees ook de installatiehandleiding
van de optionele apparatuur bij de installatie hiervan.
Afhankelijk van de omstandigheden ter plaatse, kan het
gemakkelijker zijn om eerst de optionele apparatuur te
installeren.
▪ Sierpaneel. Installeer het sierpaneel altijd nadat u de unit hebt
geïnstalleerd.
OPMERKING
Na de installatie van het sierpaneel:
▪ Controleer dat de unit en het sierpaneel goed
aansluiten. Mogelijk gevolg: Anders kan er lucht
lekken en dauwvorming veroorzaken.
▪ Zorg ervoor dat er geen olie achterblijft op de plastic
onderdelen van het sierpaneel. Mogelijk gevolg:
Aantasten en beschadigen van plastic onderdelen.
▪ Sterkte van het plafond. Controleer of het plafond sterk genoeg
is om het gewicht van de unit te dragen. Als er enig risico bestaat,
verstevig dan eerst het plafond en installeer dan pas de unit.
▪ Gebruik bij een bestaand plafond ankers.
▪ Gebruik bij een nieuw plafond verzonken inzetstukken,
verzonken ankers of andere lokaal voorziene onderdelen.
A
50~100 mm: In het geval van installatie met standaard
paneel
100~150 mm: In het geval van installatie met kit voor
invoer van verse lucht of design paneel
130~180 mm: In het geval van installatie met
zelfreinigend sierpaneel
a
Plafondtegel
b
Anker
c
Lange moer of koppelingsschroef
d
Ophangbout
e
Vals plafond
▪ Ophangbouten. Gebruik M8~M10 ophangbouten voor de
montage. Bevestig de ophangbeugel aan de ophangbout.
Bevestig de bout goed met een moer en vulring aan de boven- en
onderzijde van de ophangbeugel.
a
b
c
d
e
FXFN50~112A2VEB
CO₂ Conveni-Pack: binnenunit
3P672850-1A – 2021.07