Elektrische installatie
Door het selecteren van een specifiek communicatieprotocol worden diverse standaard parameterinstellingen automatisch
aangepast aan de specificaties voor het betreffende protocol. Daarnaast worden extra protocolspecifieke parameters toegan-
kelijk gemaakt.
4.9 Installatiechecklist
Voordat u de installatie van de eenheid voltooit, moet u eerst de volledige installatie inspecteren zoals aangegeven in
Tabel 4.3. Vink de items af wanneer ze voltooid zijn.
Inspecteren
Beschrijving
•
Hulpapparatuur
Kijk of er hulpapparatuur, schakelaars, werkschakelaars of ingangszekeringen/circuitbreakers aanwezig zijn
aan de voedende zijde van de frequentieregelaar of aan de uitgangszijde naar de motor. Ga na of deze
geschikt zijn om bij vol toerental te worden gebruikt.
•
Controleer de functie en installatie van sensoren die worden gebruikt voor terugkoppeling naar de
frequentieregelaar.
•
Verwijder eventuele arbeidsfactorcorrigerende condensatoren van de motor(en).
•
Pas eventuele arbeidsfactorcorrigerende condensatoren aan de voedingszijde aan en zorg dat ze worden
gedempt.
•
Bekabeling
Zorg dat de motorkabels en de stuurkabels van elkaar zijn gescheiden (afgeschermd) of in 3 afzonderlijke
metalen kabelgoten zijn geplaatst om hoogfrequente interferentie tegen te gaan.
•
Stuurkabels
Controleer op gebroken of beschadigde draden en loszittende aansluitingen.
•
Controleer of de stuurkabels zijn gescheiden van voedings- en motorkabels om ruisimmuniteit te
garanderen.
•
Controleer de spanningsbron van de signalen, waar nodig.
Het gebruik van afgeschermde kabels of kabels met gedraaide paren wordt aanbevolen. Verzeker u ervan dat
de afscherming correct is aangesloten.
•
Vrije ruimte voor
Controleer of er boven en onder de eenheid voldoende vrije ruimte is om te zorgen voor de benodigde
koeling
luchtkoeling; zie hoofdstuk 3.3 Montage.
•
Omgevingscondities
Controleer of aan de omgevingscondities wordt voldaan.
•
Zekeringen en
Controleer op het gebruik van de juiste zekeringen en circuitbreakers.
circuitbreakers
•
Controleer of alle zekeringen stevig zijn bevestigd en bedrijfsklaar zijn en of alle circuitbreakers openstaan.
•
Aarding
Controleer of er voldoende aardverbindingen zijn en dat die stevig vastzitten en vrij zijn van oxidatie.
•
Aard niet op een kabelgoot en monteer de achterwand niet op een metalen oppervlak.
•
Bedrading voor in-
Controleer op loszittende aansluitingen.
en
•
Controleer of de motor- en netkabels in aparte kabelgoten zijn geplaatst of afzonderlijk zijn afgeschermd.
uitgangsvermogen
•
Binnenzijde paneel
Controleer of de binnenzijde van de eenheid vrij is van vuil, metaalsplinters, vocht en corrosie.
•
Controleer of de eenheid is gemonteerd op een ongelakt metalen oppervlak.
•
Schakelaars
Verzeker u ervan dat alle schakelaars en lastscheiders in de juiste stand staan.
•
Trilling
Controleer of de eenheid stevig is gemonteerd of dat er trillingsdempers zijn gebruikt, waar nodig.
•
Controleer op ongebruikelijke trillingsniveaus.
Tabel 4.3 Installatiechecklist
VOORZICHTIG
POTENTIEEL GEVAAR BIJ INTERNE FOUT
Er bestaat een kans op lichamelijk letsel als de frequentieregelaar niet goed is gesloten.
•
Controleer vóór u de spanning inschakelt of alle veiligheidsafdekkingen op hun plaats zitten en stevig zijn
vastgezet.
MG07A510
Bedieningshandleiding
Danfoss A/S © 08/2018 Alle rechten voorbehouden.
4
4
☑
23