PARKEERHULP
(3/6)
4
Systeem B
De werking van het systeem
Ultrasoon sensoren, die met pijlen 4 worden
aangegeven, zijn in de bumpers gemon-
teerd om de afstand tussen de auto en een
obstakel te meten.
Het systeem detecteert obstakels vóór en
achter de auto, afhankelijk van het voertuig.
Het systeem van de parkeerhulp wordt pas
ingeschakeld als de auto langzamer dan on-
geveer 10 km/uur rijdt.
Het systeem houdt geen rekening met
sleep- of draagsystemen die niet door het
systeem worden herkend.
Deze meting vertaalt zich in geluidssignalen
waarvan de frequentie toeneemt naarmate
het obstakel dichterbij komt, totdat het een
continu geluid wordt wanneer het obstakel
ongeveer 20 à 30 cm van de auto verwijderd
is.
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden.
Deze functie kan nooit de oplettendheid en verantwoordelijkheid van de bestuur-
der vervangen bij het achteruit manoeuvreren.
De bestuurder moet altijd op zijn hoede blijven voor plotselinge gebeurtenissen
tijdens het rijden: let dus altijd op of er zich bij het manoeuvreren geen kleine, smalle ob-
stakels (zoals een kind, dier, kinderwagen, fiets, steen, paaltje, enz.) in uw blinde hoek be-
vinden.
Locatie van de
ultrasoonsensoren 4
Zorg ervoor dat de ultrasoonsensoren, aan-
geduid door de pijlen 4, niet worden afge-
dekt (door vuil, modder, sneeuw, een slecht
gemonteerde kentekenplaat), geraakt, aan-
gepast (inclusief lakwerk) of belemmerd
door een accessoire aan de voorkant of (af-
hankelijk van het voertuig) de achterkant of
zijkanten van uw voertuig.
2.67