Download Print deze pagina

Advertenties

In dit instructieboekje worden aanwijzingen gegeven voor de bediening en het onderhoud, zodat u:
– uw auto goed leert kennen waardoor u al zijn kwaliteiten, functies en zijn vele mogelijkheden ten volle kunt benutten.
– de werking optimaal kunt houden door eenvoudige maar stipt op te volgen onderhoudsvoorschriften.
– zonder overbodig tijdverlies zelf kleine storingen kunt verhelpen, waarvoor geen specialist nodig is.
Door dit instructieboekje zorgvuldig te bestuderen, wordt u geïnformeerd over de mogelijkheden en de nieuwe technieken die erin zijn toegepast.
Als sommige punten nog onduidelijk zijn, willen de technici van onze dealers u graag alle verdere informatie geven.
De volgende symbolen kunnen u helpen:
en
Deze zijn zichtbaar op de auto en geven aan dat u de handleiding moet raadplegen voor informatie en/of beperkingen op han-
delingen met betrekking tot de uitrusting van uw auto.
Overal in de handleiding verwijst een overdracht naar een pagina.
dit duidt overal in het instructieboekje op een risico, een gevaar of een veiligheidsadvies.
Dit instructieboekje is tot stand gekomen aan de hand van de gegevens die op het moment van samenstelling van dit boekje bekend waren. In
dit boekje staan alle mogelijke uitrustingen (standaard of optioneel) van dit model beschreven. De aanwezigheid ervan in de auto is af-
hankelijk van de uitvoering, de gekozen opties en het land van aflevering.
Deze handleiding kan ook informatie bevatten over onderdelen die pas op een later tijdstip zullen worden toegepast.
In de instructies worden voorbeeldafbeeldingen weergegeven en QR codes kunnen worden gebruikt om online toegang te krijgen tot
video's.
Wij wensen u een goede reis in uw auto.
Vertaald uit het Frans. Gehele of gedeeltelijke nadruk of vertaling is verboden zonder schriftelijke toestemming van de constructeur van de auto.
Welkom aan boord van uw auto
0.1

Advertenties

loading

Samenvatting van Inhoud voor Dacia Jogger

  • Pagina 1 Welkom aan boord van uw auto In dit instructieboekje worden aanwijzingen gegeven voor de bediening en het onderhoud, zodat u: – uw auto goed leert kennen waardoor u al zijn kwaliteiten, functies en zijn vele mogelijkheden ten volle kunt benutten. –...
  • Pagina 2 BUITENKANT (1/3) Spiegels 1.64 Dakdragers 3.57 Elektrische ruiten 3.22 Wissen voorruit 1.110 en 1.115 Ontwasemen 3.5 en 3.11 Sleutel/afstandsbediening card portieren vergrendelen, ontgren- delen 1.13 Verlichting: werking 1.103 Onderhoud van de carrosserie 4.16 Verlichting: vervangen 5.17 De banden 5.14 Tanken van brandstof/LPG 1.117...
  • Pagina 3 BUITENKANT (2/3) Spiegels 1.64 Elektrische ruiten 3.22 Wissen voorruit 1.110 en 1.115 Ontwasemen 3.5 en 3.11 Sleutel/afstandsbediening card portieren vergrendelen, ontgren- delen 1.13 Verlichting: werking 1.103 Onderhoud van de carrosserie 4.16 Verlichting: vervangen 5.17 De banden 5.14 Tanken van brandstof/LPG 1.117...
  • Pagina 4 BUITENKANT (3/3) Spiegels 1.64 Dakdragers 3.57 Elektrische ruiten 3.22 Wissen voorruit 1.110 en 1.115 Ontwasemen 3.5 en 3.11 Sleutel/afstandsbediening card portieren vergrendelen, ontgren- delen 1.13 Verlichting: werking 1.103 Onderhoud van de carrosserie 4.16 Verlichting: vervangen 5.17 De banden 5.14 Tanken van brandstof/LPG 1.117...
  • Pagina 5 INTERIEUR (1/3) De juiste zithouding 1.22 Opbergruimte, indeling interieur 3.31 Achterbank 3.37 Hoofdsteun achter 3.36 Op de voorplaats(en) 1.21 Hoofdsteunen voor 1.20 Voor de veiligheid van de kinde- Bagageruimte opbergruimte/inde- 1.37 ling 3.48...
  • Pagina 6 INTERIEUR (2/3) De juiste zithouding 1.22 Opbergruimte, indeling interieur 3.31 Achterbank 3.37 Hoofdsteun achter 3.36 Op de voorplaats(en) 1.21 Hoofdsteunen voor 1.20 Voor de veiligheid van de kinde- Bagageruimte opbergruimte/inde- 1.37 ling 3.48...
  • Pagina 7 INTERIEUR (3/3) De juiste zithouding 1.22 Opbergruimte, indeling interieur 3.31 Achterbank 3.37 Hoofdsteun achter 3.36 Op de voorplaats(en) 1.21 Hoofdsteunen voor 1.20 Voor de veiligheid van de kinde- Bagageruimte opbergruimte/inde- 1.37 ling 3.48...
  • Pagina 8 BESTUURDERSPOSITIE Knoppen boordcomputer 1.82 Instrumentenpaneel 1.74 Verlichting buitenkant 1.103 Multimediascherm 3.18 Verwarmde stoel(en) 1.21 Snelheidsregelaar 2.60 V e r w a r m i n g - / Snelheidsbegrenzer 2.56 Airconditioningsysteem GPL-commando 2.17 Versnellingshendel. 2.21 Ontgrendelen van de motor- Parkeerrem 2.22 Afstellen van het stuurwiel 1.102...
  • Pagina 9 RIJHULPSYSTEMEN ABS (antiblokkeersysteem) ESC (elektronische stabiliteitscontrole) Rembekrachtiging Hulp bij wegrijden op een helling 2.38 Snelheidsbegrenzer 2.56 Snelheidsregelaar 2.60 Actieve noodrem 2.46 Parkeerhulp 2.65 Dodehoekwaarschuwing 2.41 Achteruitrijcamera 2.71 Stop and Start Waarschuwing bij verlies van ban- denspanning 2.32...
  • Pagina 10 VEILIGHEID IN DE AUTO Voorste Airbags 1.28 Deactiveren van de passagier- ZijruitAirbags 1.35 sairbag voorin 1.61 Zijdelingse Airbags 1.35 Autogordels 1.22 0.10...
  • Pagina 11 EEN AUTO IDENTIFICEREN - ETIKETTEN (1/3) Technische informatie voor de Beoordeling van een voertuigidentifica- hulpdiensten tienummer Identificatieplaatje Identificatie van de motor Bandenspanningsetiketten 2.32 4.12 0.11...
  • Pagina 12 EEN AUTO IDENTIFICEREN - ETIKETTEN (2/3) Beoordeling van een voertuigidentifica- Technische informatie voor de tienummer hulpdiensten Identificatieplaatje Identificatie van de motor Bandenspanningsetiketten 2.32 4.12 0.12...
  • Pagina 13 EEN AUTO IDENTIFICEREN - ETIKETTEN (3/3) Beoordeling van een voertuigidentifica- tienummer Technische informatie voor de hulpdiensten Identificatieplaatje Identificatie van de motor Bandenspanningsetiketten 2.32 4.12 0.13...
  • Pagina 14 DE MOTORRUIMTE (periodiek onderhoud) Ruitensproeiervloeistof Koelvloeistof Accu: 4.14 Dop motoroliereservoir Peilstaaf motorolie Motorkap openen 0.14...
  • Pagina 15 PECHHULP Vervangen van een/de ruiten- Lekke band: wisserblad(en) voorruit 5.48 De gereedschappen Reservewiel Verwisselen van een Vervangen van de lampen wiel 5.12 van de koplampen 5.17 Sleeppunt voor 5.50 Vervangen van het ruiten- wisserblad achter 5.48 Zekeringen 5.39 Vervangen van de lampen van de achterlichten 5.22 Sleeppunt achter...
  • Pagina 16 0.16...
  • Pagina 17 Hoofdstuk Ken uw auto  ..............Rijden  ................Comfort  ................ Onderhoud  ..............Praktische tips ............. Technische gegevens  ..........Alfabetische inhoudsopgave  ........0.17...
  • Pagina 18 0.18...
  • Pagina 19 Hoofdstuk 1: Ken uw auto Sleutels, FM-afstandsbediening: algemeen, gebruik..........Kaart: algemeen, gebruik .
  • Pagina 20 SLEUTELS, FM-AFSTANDSBEDIENINGEN: algemene informatie (1/2) Verantwoordelijkheid van de bestuurder tijdens het parkeren of stoppen van de auto Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind, een afhankelijke volwassene of een dier in de auto achter als u deze verlaat. Het kan zichzelf of anderen in gevaar brengen door bijvoorbeeld de motor te starten, door organen te bedienen zoals Sleutel A...
  • Pagina 21 SLEUTELS, FM-AFSTANDSBEDIENINGEN: algemene informatie (2/2) Bereik van de FM- afstandsbediening Dit wordt beïnvloed door de omgeving: let er bij het vasthouden van de afstandsbe- diening op dat de portieren niet per ongeluk worden vergrendeld of ontgrendeld. Opmerking: als een portier of de kofferbak open is of niet goed is gesloten, wordt de vergrendeling niet uitgevoerd.
  • Pagina 22 SLEUTELS, FM-AFSTANDSBEDIENING: gebruik Ontgrendelen van de portieren Druk op de ontgrendelknop 2. Het ontgrendelen ziet u aan het één keer oplichten van de knipperlichten en de zij- knipperlichten. NB: als er binnen (ongeveer) 2 minuten na Verantwoordelijkheid van het ontgrendelen geen portier wordt ge- de bestuurder tijdens het opend, dan worden de portieren automa- parkeren of stoppen van de...
  • Pagina 23 KAART: algemeen (1/3) Met de kaart kunt u: Bereik van de card – Portieren en kleppen vergrendelen/ont- Het bereik van de afstandsbediening wordt grendelen; beïnvloed door de omgeving. Let er op dat de portieren niet per ongeluk worden ver- – op afstand inschakelen van de autover- grendeld of ontgrendeld doordat u onopzet- lichting (zie de volgende pagina’s).
  • Pagina 24 KAART: algemeen (2/3) Advies Stel de kaart niet bloot aan warmte, koude of vocht. Verantwoordelijkheid van Berg de card nooit op een plek op waar de bestuurder tijdens het deze verbogen of per ongeluk bescha- parkeren of stoppen van de digd zou kunnen worden: dit kan bijvoor- auto beeld gebeuren als u op de card gaat...
  • Pagina 25 KAART: algemeen (3/3) Een polsriem plaatsen 7 Steek de handriem in het onderdeel 8 en steek het uiteinde van de riem door de gesp. Schuif de behuizing achter 5 omlaag terwijl Plaats de riem bij de opening 6 en sluit het u op de zone A drukt.
  • Pagina 26 HANDSFREE-KAART: gebruik (1/5) Er zijn twee manieren voor het vergrende- De handsfree-functie uit- of len/ontgrendelen van de auto: inschakelen – handsfree, terwijl men naar de auto toe Afhankelijk van de auto kunt u de ontgren- loopt of ervan wegloopt; deling bij het naderen en vergrendeling bij –...
  • Pagina 27 HANDSFREE-KAART: gebruik (2/5) Handsfree ontgrendeling bij het Bijzonderheden met betrekking naderen van de auto; tot het ontgrendelen Als de kaart in de toegangszone 1 is, wordt Automatische ontgrendeling bij benadering de auto ontgrendeld. van de auto wordt uitgeschakeld indien de auto gedurende acht dagen niet is gebruikt.
  • Pagina 28 HANDSFREE-KAART: gebruik (3/5) Verantwoordelijkheid van de bestuurder tijdens het parkeren of stoppen van de auto Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind, een afhankelijke volwassene of een dier in de auto achter als u deze verlaat. Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar Bijzonderheden met betrekking Indien de kaart ongeveer 15 minuten binnen brengen door bijvoorbeeld de motor te...
  • Pagina 29 HANDSFREE-KAART: gebruik (4/5) Vergrendelen met de kaart Terwijl de portieren en achterklep gesloten zijn, druk op de knop 4. De auto vergrendelt. De alarmknipperlichten en de knipperlich- ten achter knipperen twee keer om aan te duiden dat de auto vergrendeld is. NB: de maximale afstand waarop de auto vergrendeld wordt, hangt af van de omge- ving.
  • Pagina 30 HANDSFREE-KAART: gebruik (5/5) Verantwoordelijkheid van de bestuurder tijdens het parkeren of stoppen van de auto Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind, een afhankelijke volwassene of een dier in de auto achter als u deze verlaat. Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar Enkel de achterklep brengen door bijvoorbeeld de motor te starten, organen te bedienen zoals bij-...
  • Pagina 31 PORTIEREN EN ACHTERKLEP VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN (1/4) Als de afstandsbediening of, afhankelijk van de auto, de kaart niet werkt In bepaalde gevallen werken de FM- afstandsbediening of de kaart niet: – batterij van de FM-afstandsbediening of kaart leeg, accu van de auto ontladen, enz.
  • Pagina 32 PORTIEREN EN ACHTERKLEP VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN (2/4) Gebruik van de sleutel die in de Auto’s met sleutel, kaart is ingebouwd afstandsbediening – Steek het uiteinde van de sleutel 2 in de Gebruik van de sleutel uitsparing 3 onder aan het afdekkapje B Steek de sleutel 4 in het slot van het portier van het portier van de bestuurder.
  • Pagina 33 PORTIEREN EN ACHTERKLEP VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN (3/4) Handmatig vergrendelen van de Van binnenuit (afhankelijk van de auto) portieren Druk de knop 7 omlaag om te vergrendelen, Draai met het portier geopend de hendel 6 trek de knop 7 omhoog om te ontgrendelen. (met behulp van het uiteinde van de sleutel) en sluit het portier.
  • Pagina 34 PORTIEREN EN ACHTERKLEP VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN (4/4) Bij vervoer van een voorwerp met geopende Vergrendelen van de portieren achterklep, kunt u toch de andere portie- zonder kaart of sleutel ren vergrendelen: druk met de motor langer Bijvoorbeeld bij een lege batterij of als de dan vijf seconden op de schakelaar 8 om de kaart of de sleutel tijdelijk niet werkt, enz.
  • Pagina 35 PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (1/2) Waarschuwingssignaal verlichting brandt nog Als bij het openen van het bestuurderspor- tier de lichten nog branden terwijl het con- tact uit is, klinkt een signaal om u hiervoor te waarschuwen. Waarschuwing portier vergeten te sluiten Afhankelijk van de auto wordt deze waar- schuwing voor het bestuurdersportier of alle portieren gegeven.
  • Pagina 36 PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (2/2) Verantwoordelijkheid van de bestuurder tijdens het parkeren of stoppen van de auto Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind, een afhankelijke volwassene of een dier in de auto achter als u deze verlaat. Veiligheid van de kinderen Het kan zichzelf of anderen in gevaar brengen door bijvoorbeeld de motor te Een achterportier kan niet van binnenuit...
  • Pagina 37 AUTOMATISCHE PORTIERVERGRENDELING TIJDENS HET RIJDEN Opmerking: na het openen of sluiten van storingen een portier wordt dit automatisch weer ver- Als u een storing opmerkt (automatische grendeld zodra de auto ongeveer 10 km/u vergrendeling niet mogelijk), controleer dan rijdt. of alle portieren goed gesloten zijn. Als ze goed gesloten zijn en het probleem aan- Inschakelen/Uitschakelen van houdt, raadpleeg dan een merkdealer.
  • Pagina 38 HOOFDSTEUNEN VOOR Verwijderen van de hoofdsteun Zet deze in de hoogste stand (zet de rug- leuning indien nodig schuin naar achteren). Wanneer de hoofdsteun in de hoogste stand staat, drukt u op de knop 2 en trekt u de hoofdsteun omhoog tot deze vrij komt. Hoofdsteun terugplaatsen Controleer of de poten van de hoofdsteun 3 schoon zijn.
  • Pagina 39 VOORSTOELEN Rugleuning verstellen Trek de handgreep 3 omhoog tot de rug- leuning in de gewenste stand staat. In de gewenste stand laat u de handgreep los. Controleer of de zitting vergrendeld is. Stoelverwarming (afhankelijk van de auto) Contact aan: – Door één keer drukken op de schake- laar 4 van de gewenste stoel schakelt de stoelverwarming op de hoogste stand in.
  • Pagina 40 AUTOGORDELS (1/6) Gebruik tijdens het rijden altijd de autogor- De juiste zithouding del. Het niet dragen van de gordel is ge- – Ga goed diep in uw stoel zitten (na uw vaarlijk en strafbaar. Bovendien dient u zich mantel, jas, enz. uitgetrokken te hebben). te houden aan de wetgeving van het land Dit is belangrijk voor een goede onder- waarin u zich bevindt...
  • Pagina 41 AUTOGORDELS (2/6) Vergrendelen Trek de riem langzaam en rustig over u heen en druk de gesp 3 in de sluiting 5 (con- troleer de vergrendeling door aan de gesp 3 te trekken). Als de gordel blokkeert, laat hem dan een stuk teruggaan en rol hem opnieuw af.
  • Pagina 42 AUTOGORDELS (3/6) Als de voertuigsnelheid 20 km/u, bereikt of overschrijdt en een van de veiligheidsgor- dels achter tijdens de rit wordt losgemaakt: ß – knippert het controlelampje het centrale display; – klinkt ongeveer 30 seconden een piep- toon; – verschijnt het pictogram 6 minstens 60 seconden en verandert de indicator van de desbetreffende stoel in zwart.
  • Pagina 43 AUTOGORDELS (4/6) Autogordels achter 7 Estate-versie tweede rij achterbank Het vergrendelen, ontgrendelen en afstellen gebeuren op dezelfde manier als bij de voor- Autogordels zijkant achter ste gordels. Rol de gordel 8 langzaam af en klik de gesp 9 in de rode sluiting10. Controleer de plaats en wer- king van de autogordel achterin na het kantelen van de achter-...
  • Pagina 44 AUTOGORDELS (5/6) Estate-versie tweede rij Estate-versie derde rij achterbank achterbank (vervolg) Haal de band 17 van de gordel van de haak A. Rol de gordel 17 langzaam af. Bij elke verandering van de achter- Middelste gordel stoelen van de derde rij, moet de band Klik de verschuifbare gesp 18 vast in de slui- Trek de gordel 16 langzaam uit zijn van de autogordel 17 aan het haakje A...
  • Pagina 45 AUTOGORDELS (6/6) De volgende raadgevingen gelden voor de autogordels voor en achter. – Verander niets aan de oorspronkelijke onderdelen van het veiligheidsmechanisme: gordels, stoelen en de bevestigingen ervan. Raadpleeg voor speciale gevallen (bv. installatie van een kinderzitje) een merkdealer. – Zorg dat er geen voorwerpen tussen de riemen worden gestoken die speling kunnen veroorzaken (wasknijpers, klemmetjes, enz.): een autogordel die te los zit, kan verwondingen veroorzaken in geval van een ongeluk.
  • Pagina 46 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (1/6) Afhankelijk van de auto, kunnen deze be- staan uit: – Laat al deze veiligheidsvoor- zieningen controleren na een – gordelspanners van het oprolmecha- aanrijding. nisme van de autogordel; – Het is streng verboden zelf –...
  • Pagina 47 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (2/6) Elk airbagsysteem bestaat uit: – een airbag en een gaspatroon in het stuurwiel voor de bestuurder en in het dashboard voor de passagier voorin; – een rekeneenheid die het systeem be- waakt en de elektrische ontsteking van de gaspatroon bestuurt;...
  • Pagina 48 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (3/6) Storingen å Dit controlelampje licht op bij het starten van de motor en dooft na ongeveer drie secondes. Als het niet oplicht bij het aanzetten van het contact of als blijft branden, wijst dit op een storing in het systeem.
  • Pagina 49 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (4/6) In de volgende gevallen kunnen de gor- Bij een frontale botsing met een ander, ge- Bij een botsing tegen de zijkant door een delspanners of airbags in werking treden. lijkaardig of zwaarder voertuig, met een con- ander, gelijkaardig of zwaarder voertuig, met tactzone van meer dan 40% en een snelheid een snelheid van 50 km/u of hoger.
  • Pagina 50 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (5/6) In de volgende voorbeelden kunnen de In de volgende voorbeelden treden de – aanrijding tegen de zijkant, aan de voor- gordelspanners en airbags in werking gordelspanners en airbags wellicht niet of achterkant van de auto; treden: in werking: –...
  • Pagina 51 AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (6/6) Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen te voorkomen. Waarschuwingen met betrekking tot de bestuurdersairbag – Verander niets aan het stuurwiel of de naafdop. –...
  • Pagina 52 AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN ACHTERIN Afhankelijk van de auto, kunnen deze be- – Laat al deze veiligheidsvoor- staan uit: zieningen controleren na een – Gordelspanners in het oprolmecha- aanrijding. nisme (gordels aan de zijkant); – Het is streng verboden zelf – Krachtbegrenzers voor bescherming werkzaamheden uit te voeren aan van de borstkas.
  • Pagina 53 BESCHERMING ZIJKANT Zij Airbag (afhankelijk van de auto) Dit is een airbag die aan de kant van het por- tier ondergebracht is in de rugleuning van elk van de voorstoelen en komt in werking om de inzittenden te beschermen bij een zware aanrijding tegen de zijkant.
  • Pagina 54 AANVULLENDE BEVESTIGINGSMIDDELEN Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen te voorkomen. De airbag is bedoeld als aanvulling op de werking van de autogordel. De airbag en de autogordel vormen één veiligheidssysteem. De gordel moet altijd worden ge- dragen.
  • Pagina 55 KINDERVEILIGHEID: algemeen (1/2) Vervoer van kinderen Bijzonderheden van U dient zich te houden aan de wetgeving uitvoeringen met LPG-motor van het land waarin u zich bevindt. De LPG-installatie in de auto Het kind moet, net als een volwassene, altijd kan de eigenschappen van de correct zitten en zijn vastgemaakt, ongeacht auto wijzigen in vergelijking met een uit- het traject.
  • Pagina 56 KINDERVEILIGHEID: algemeen (2/2) Gebruik van een kinderzitje Lees, vóór het monteren van een kinderzitje, de gebruiksaanwijzing en houd u aan de in- De bescherming die het kinderzitje biedt is structies. Neem, bij problemen met het in- afhankelijk van zijn capaciteit om het kind stalleren, contact op met de fabrikant van de vast te houden en van de installatie ervan.
  • Pagina 57 KINDERVEILIGHEID: keuze van het kinderzitje Kinderzitje “achterstevoren” Kinderzitje “vooruit” Zittingverhogers Het hoofd van een baby is, naar verhouding, Maximaal 18 kg of 4 jaar, het kind mag in Vanaf 15 kg of 4 jaar kan een kind reizen op zwaarder dan dat van een volwassene en de een voorwaarts gerichte zitje reizen.
  • Pagina 58 KINDERVEILIGHEID: bevestiging van het kinderzitje (1/3) Er zijn twee bevestigingssystemen voor Bevestiging met ISOFIX systeem Controleer in het laatste geval of uw kinder- kinderzitjes: met de autogordel of met het zitje geïnstalleerd kan worden door de lijst Goedgekeurde kinderzitjes ISOFIX zijn ge- ISOFIX systeem.
  • Pagina 59 KINDERVEILIGHEID: bevestiging van het kinderzitje (2/3) De twee ringen 1 bevinden zich tussen de Gebruik bij de eerste montage de gesp van Bevestiging met ISOFIX systeem rugleuning en de zitting van de stoel en zijn de veiligheidsgordel 2 om de klittenbandslui- De derde ring 5 wordt gebruikt voor het vast- ting te openen op de sleuven gemarkeerd ...
  • Pagina 60 KINDERVEILIGHEID: bevestiging van het kinderzitje (3/3) U moet altijd de verankerin- gen 6 en 7 van de bagage- ruimte gebruiken om de boven- ste riem van het kinderzitje vast te maken. Het is verboden andere bevestigings- punten te gebruiken om deze riem aan te bevestigen.
  • Pagina 61 KINDERVEILIGHEID: installatie van kinderzitje, algemeen (1/2) Op bepaalde zitplaatsen mogen geen kin- De genoemde types kinderzitjes zijn niet Als het kinderzitje is geïnstalleerd en als dit derzitjes bevestigd worden Op het schema overal leverbaar. Controleer voordat u een mogelijk is, verplaatst u de autostoel indien op de volgende bladzijde ziet u waar u een ander kinderzitje gebruikt, bij de fabrikant of nodig naar voren (voor de nodige ruimte op...
  • Pagina 62 KINDERVEILIGHEID: installatie van kinderzitje, algemeen (2/2) Op zitplaats achter aan de zijkant Verwijder altijd de hoofdsteun van de achter- Op middelste zitplaats achter stoel waarop het kinderzitje wordt geplaatst. Een reiswieg wordt dwars in de auto geïn- Het monteren van een kinderzitje op deze 3.36 .
  • Pagina 63 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met autogordel (1/8) Installatieschema voor vijfzits uitvoering met vijf deuren ³ ¬ Controleer de staat van de airbag Plaats toegelaten voor de bevesti- voordat u een passagier laat plaatsnemen of ging met de gordel van een als “Universeel” een kinderzitje installeert.
  • Pagina 64 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met autogordel (2/8) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht op de vorige en de volgende bladzijde, om te garanderen dat de wettelijke voorschriften worden nageleefd. Vierdeurs- en vijfdeursuitvoeringen Zitplaats voorpassagier Plaatsen achter met airbag die zonder Type kinderzitjes Gewicht van het kind...
  • Pagina 65 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met autogordel (3/8) Raadpleeg de brochure “Comfort & veiligheid voor uw kinderen”, die verkrijgbaar is bij de dealer, om het kinderzitje te kiezen dat voor uw kind geschikt is en aanbevolen wordt voor uw auto. X = Plaats niet geschikt voor het installeren van een kinderzitje. U = Plaats toegestaan voor bevestiging met autogordel van een in de handel verkrijgbaar als “Universeel”...
  • Pagina 66 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met autogordel (4/8) Installatieschema voor vijfzits uitvoering met vier deuren ³ ¬ Controleer de staat van de airbag Plaats toegelaten voor de bevesti- voordat u een passagier laat plaatsnemen of ging met de gordel van een als “Universeel” een kinderzitje installeert.
  • Pagina 67 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met autogordel (5/8) Installatieschema voor vijfzits breakuitvoering ³ ¬ Controleer de staat van de airbag Plaats toegelaten voor de bevesti- voordat u een passagier laat plaatsnemen of ging met de gordel van een als “Universeel” een kinderzitje installeert. goedgekeurd zitje.
  • Pagina 68 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met autogordel (6/8) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht op de vorige en de volgende bladzijde, om te garanderen dat de wettelijke voorschriften worden nageleefd. Estate-versies met 5 en 7 zitplaatsen Zitplaats voorpassagier Zitplaatsen achter 2e rij met airbag die Gewicht van...
  • Pagina 69 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met autogordel (7/8) Raadpleeg de brochure “Comfort & veiligheid voor uw kinderen”, die verkrijgbaar is bij de dealer, om het kinderzitje te kiezen dat voor uw kind geschikt is en aanbevolen wordt voor uw auto. X = Plaats niet geschikt voor het installeren van een kinderzitje. U = Plaats toegestaan voor bevestiging met autogordel van een in de handel verkrijgbaar als “Universeel”...
  • Pagina 70 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met autogordel (8/8) Installatieschema voor Estateversie met 7 zitplaatsen ³ ¬ Controleer de staat van de airbag Plaats toegelaten voor de bevesti- voordat u een passagier laat plaatsnemen of ging met de gordel van een als “Universeel” een kinderzitje installeert. goedgekeurd zitje.
  • Pagina 71 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met het ISOFIX -systeem (1/8) Installatieschema voor vijfzits uitvoering met vijf deuren Kinderzitje bevestigd met het ISOFIX- ² systeem Plaats verboden voor het installeren van een kinderzitje.  Plaats waar een ISOFIX kinderzitje is toegelaten.  De zitplaatsen achterin aan de zijkant hebben een verankering voor het beves- tigen van een 'universeel' naar voren ge- plaatst ISOFIX-kinderzitje.
  • Pagina 72 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met het ISOFIX -systeem (2/8) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht op de vorige en de volgende bladzijde, om te garanderen dat de wet- telijke voorschriften worden nageleefd. Vierdeurs- en vijfdeursuitvoeringen Zitplaats voorpassagier Plaatsen achter Grootte Gewicht van...
  • Pagina 73 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met het ISOFIX -systeem (3/8) Raadpleeg de brochure “Comfort & veiligheid voor uw kinderen”, die verkrijgbaar is bij de dealer, om het kinderzitje te kiezen dat voor uw kind geschikt is en aanbevolen wordt voor uw auto. X = Plaats niet geschikt voor het installeren van een kinderzitje. U = Plaats toegestaan voor bevestiging met autogordel van een in de handel verkrijgbaar als “Universeel”...
  • Pagina 74 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met het ISOFIX -systeem (4/8) Installatieschema voor vijfzits uitvoering met vier deuren Kinderzitje bevestigd met het ISOFIX- ² systeem Plaats verboden voor het installeren van een kinderzitje.  Plaats waar een kinderzitje is toege- laten. ISOFIX.  De zitplaatsen achterin aan de zij- kant hebben een verankering voor het be- vestigen van een 'universeel' naar voren geplaatst ISOFIX-kinderzitje.
  • Pagina 75 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met het ISOFIX -systeem (5/8) Installatieschema voor vijfzits breakuitvoering Kinderzitje bevestigd met het ISOFIX- ² systeem Plaats verboden voor het installeren van een kinderzitje.  Plaats waar een kinderzitje is toege- laten. ISOFIX.  De zitplaatsen achterin aan de zij- kant hebben een verankering voor het be- vestigen van een 'universeel' naar voren geplaatst ISOFIX-kinderzitje.
  • Pagina 76 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met het ISOFIX -systeem (6/8) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht op de vorige en de volgende bladzijde, om te garanderen dat de wet- telijke voorschriften worden nageleefd. Estate-versies met 5 en 7 zitplaatsen Zitplaatsen Zitplaats voorpassagier achter 2e rij...
  • Pagina 77 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met het ISOFIX -systeem (7/8) Raadpleeg de brochure “Comfort & veiligheid voor uw kinderen”, die verkrijgbaar is bij de dealer, om het kinderzitje te kiezen dat voor uw kind geschikt is en aanbevolen wordt voor uw auto. X = Plaats niet geschikt voor het installeren van een kinderzitje. U = Plaats toegestaan voor bevestiging met autogordel van een in de handel verkrijgbaar als “Universeel”...
  • Pagina 78 KINDERVEILIGHEID: bevestiging met het ISOFIX -systeem (8/8) Installatieschema voor Estateversie met 7 zitplaatsen Kinderzitje bevestigd met het ISOFIX- ² systeem Plaats verboden voor het installeren van een kinderzitje.  Plaats waar een kinderzitje is toege- laten. ISOFIX.  De zitplaatsen achterin aan de zij- kant hebben een verankering voor het be- vestigen van een 'universeel' naar voren geplaatst ISOFIX-kinderzitje.
  • Pagina 79 KINDERVEILIGHEID: uit-, inschakelen AIRBAG passagier voorin (1/3) GEVAAR Omdat het gevaarlijk is als de passagiersairbag voorin wordt geactiveerd als er een kinder- zitje achterstevoren op de stoel is ge- plaatst, mag u NOOIT een bevestigings- systeem voor kinderen achterstevoren installeren op een stoel met een ACTIEVE frontale AIRBAG.
  • Pagina 80 KINDERVEILIGHEID: uit-, inschakelen AIRBAG passagier voorin (2/3) De merktekens op het dashboard en de stic- kers A aan elke kant van de zonneklep van de passagier 3 (bijvoorbeeld de sticker hier- boven), herinneren u aan deze instructies. GEVAAR Omdat het gevaarlijk is als de passagiersairbag voorin wordt geactiveerd als er een kinder- zitje achterstevoren op de stoel is ge-...
  • Pagina 81 KINDERVEILIGHEID: uit-, inschakelen AIRBAG passagier voorin (3/3) Storingen In geval van een storing aan het systeem voor het in- en uitschakelen van de passa- giersairbag, is het verboden een achterste- voren geplaatst kinderzitje op de voorstoel te gebruiken. Het gebruik van de voorstoel door een pas- sagier wordt ook afgeraden.
  • Pagina 82 SPIEGELS (1/2) Met de hand verstelbare Buitenspiegels met elektrische buitenspiegels afstelling Voer deze verstellingen uitslui- De spiegel kan van binnenuit worden ver- Afstellen tend uit als de auto stilstaat. steld met de hendel 1. Selecteer de buitenspiegel met behulp van de schakelaar 3 en gebruik daarna de Inklapbare buitenspiegels knop 2 om deze in de gewenste stand te zetten.
  • Pagina 83 SPIEGELS (2/2) Binnenspiegel De binnenspiegel is verstelbaar. Voer deze verstellingen uitslui- tend uit als de auto stilstaat. Spiegel met knopje 4 Om te voorkomen dat u in het donker ver- blind wordt door achter u rijdende voertui- gen, kan het spiegelglas in de nachtstand gekanteld worden met het knopje 4 achter de spiegel.
  • Pagina 84 BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR (1/4) 17 18 33 32 1.66...
  • Pagina 85 BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR (2/4) De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. 1 Zijrooster. 10 Contactslot of startknop (afhankelijk van 21 Hoofdschakelaar voor: de auto). – afhankelijk van de auto, verwarmde 2 Ontwasemingssleuf aan zijkant.
  • Pagina 86 BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR (3/4) 17 18 33 32 1.68...
  • Pagina 87 BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR (4/4) De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. 22 Bediening van de verwarming of de air- 31 Hoogte- en diepteverstelling van het conditioning. stuurwiel. 23 Haak voor handtas. 32 Knop voor het afstellen van de hoogte van de koplampen.
  • Pagina 88 BEDIENINGSORGANEN RECHTS STUUR (1/4) 11 12 1.70...
  • Pagina 89 BEDIENINGSORGANEN RECHTS STUUR (2/4) De aanwezigheid van de uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. 1 Schakelaar voor in- of uitschakelen van 11 Schakelaar voor: 19 LPG-schakelaar. passagiersairbag. – richtingaanwijzers; 20 Afhankelijk van de auto, algemene aan/ –...
  • Pagina 90 BEDIENINGSORGANEN RECHTS STUUR (3/4) 11 12 1.72...
  • Pagina 91 BEDIENINGSORGANEN RECHTS STUUR (4/4) De aanwezigheid van de uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. 26 Instelknoppen van de functie: 28 Bediening van de verwarming of de air- conditioning. – snelheidsbegrenzer; – snelheidsregelaar. 29 Aansteker of accessoireaansluiting. 27 Hoofdschakelaar voor: 30 Handrem of inschakelen/uitschakelen van de elektronische parkeerrem (af-...
  • Pagina 92 CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (1/6) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND EN HET UITRUSTINGSNIVEAU. © Waarschuwingslampje : Het is nodig voorzichtig direct naar een merk- dealer te rijden. Als u dit voorschrift ne- geert, loopt u het risico dat uw auto be- schadigd wordt.
  • Pagina 93 CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (2/6) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND EN HET UITRUSTINGSNIVEAU. Ô Waarschuwingslampje koel- ® Rood waarschuwingslampje vloeistoftemperatuur onmiddellijk stoppen Dit gaat branden wanneer het contact wordt Dit licht blauw op wanneer u het contact aangezet en dooft zodra de motor draait.
  • Pagina 94 CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (3/6) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND EN HET UITRUSTINGSNIVEAU. å RichtingaanwijzerAirbag Waarschuwingslampje antiblok- Dit lampje gaat branden als het keersysteem contact wordt aangezet en dooft na enkele Dit gaat branden bij het aanzetten van het secondes.
  • Pagina 95 CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (4/6) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND EN HET UITRUSTINGSNIVEAU.  Controlelampje voor het elektro-  Controlelampje ECO-modus. nisch stabiliteitsprogramma (ESC) en tractiecontrole Dit verschijnt als de ECO-modus is geacti- Dit gaat branden als u het contact aan zet en veerd.
  • Pagina 96 CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (5/6) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND EN HET UITRUSTINGSNIVEAU. Ä Waarschuwingslampje luchtver- Controlelampje van de stuurbe- ontreiniging krachtiging Bij auto's die hiermee zijn uitgerust, gaat dit Het licht op bij het aanzetten van het contact lampje branden wanneer de motor wordt of het starten van de motor en dooft binnen gestart en, afhankelijk van de auto, wan-...
  • Pagina 97 CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (6/6) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND EN HET UITRUSTINGSNIVEAU. ß Waarschuwingslampje herinne- ring veiligheidsgordel voor en achter (afhankelijk van de auto) 1.22 Op het display B  PassagiersAirbag ON 1.61 ¹...
  • Pagina 98 DISPLAYS EN METERS (1/2) Toerenteller 1 (tr/min x 1000) Display automatische Snelheidsmeters 3 en versnellingsbak 2 2.74 afhankelijk van de auto, 4 (km of mijl per uur) Bepaal uw snelheid alleen volgens de goed- gekeurde snelheidsmeter 3. Het controlelampje 4 is slechts een aandui- ding.
  • Pagina 99 DISPLAYS EN METERS (2/2) Boordcomputer A of B Brandstofpeilmeter 5 of 6 1.82 . Het aantal blokjes dat oplicht geeft het brandstofpeil aan. Als dit op het minimum staat, zijn de blokjes uit en het waarschu- wingslampje brandstofreserve licht op, af- hankelijk van de auto.
  • Pagina 100 BOORDCOMPUTER: algemeen (1/2) Keuzetoetsen 2 of 3 op het g) Koelvloeistoftemperatuur; display h) klokje en buitentemperatuur; Bladder door de volgende informatie door i) algemene afstelling. steeds kort te drukken op knop 2 of 3 (de weergave hangt af van de auto-uitrusting en van het land): a) totaalteller en dagteller van de afgelegde afstand;...
  • Pagina 101 BOORDCOMPUTER: algemeen (2/2) Betekenis van de waarden gedurende de eerste paar kilometer na een nulinstelling De waarden van gemiddeld verbruik en gemiddelde snelheid worden stabieler en nauwkeuriger naarmate de afgelegde af- stand vanaf de laatste nulinstelling groter wordt. Het gemiddeld verbruik kan afnemen als: –...
  • Pagina 102 BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (1/10) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding 101778 km 112.4 km a) Totaalteller en dagteller. Gemiddeld b) Gegevens van de reis: Gemiddeld brandstofverbruik.
  • Pagina 103 BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (2/10) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding Actieradius b) Gegevens van de reis (vervolg): Het bereik met de overgebleven brandstof. 541 km Deze waarde wordt aangegeven na 400 meter gereden te hebben.
  • Pagina 104 BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (3/10) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding Gemiddeld LPG b) Gegevens van de reis (vervolg): Gemiddeld LPG-verbruik –-.- L/100 Autonomie LPG...
  • Pagina 105 BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (4/10) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding Benzinemodus. LPG-modus. 1.87...
  • Pagina 106 BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (5/10) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding Boordcomputer met de ingebouwde onderhoudsboodschap d) Afstand tot de volgende onderhoudsbeurt. Als met het contact aan en stilstaande motor het bericht “Afstand tot onderhoud”...
  • Pagina 107 BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (6/10) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Boordcomputer met melding afstand tot volgende onderhoudsbeurt d) Onderhoudsinterval. Resterende afstand tot volgende onderhoudsbeurt. Afhankelijk van de auto: –...
  • Pagina 108 BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (7/10) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding Boordcomputer met de boodschap afstand tot de volgende onderhoudsbeurt (vervolg) d) Afstand tot de volgende onderhoudsbeurt Als met het contact aan en stilstaande motor het bericht “Afstand tot onderhoud”...
  • Pagina 109 BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (8/10) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND. Voorbeelden van de selectie Boordcomputer zonder melding afstand tot volgende onderhoudsbeurt (vervolg) d) Actieradius tot olieverversing Overgebleven afstand tot de volgende olieverversing. Afhankelijk van de auto: –...
  • Pagina 110 BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (9/10) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding e) reset van de bandenspanning Bandenspanning 2.32 SET TPW f) Functieoverzicht.
  • Pagina 111 BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (10/10) De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding g) Motorkoelvloeistoftemperatuur. h) Klokje en buitentemperatuur. 1.100 Instellingen i) Algemene instellingen.
  • Pagina 112 BOORDCOMPUTER: informatieboodschappen Zij kunnen u helpen bij het starten van de auto of u informeren over een keuze of een omstandigheid. Voorbeelden van informatieboodschappen worden hierna gegeven. Voorbeelden van Betekenis van de gekozen aanduiding boodschappen “Parkeerrem aangetrokken” Geeft aan dat de parkeerrem is vastgezet. “Test systemen”...
  • Pagina 113 BOORDCOMPUTER: storingsboodschappen © Zij verschijnen bij het waarschuwingslampje en het is noodzakelijk direct voorzichtig naar een merkdealer te rijden. Als u dit voorschrift negeert, loopt u het risico dat uw auto beschadigd wordt. Zij verdwijnen door een druk op de keuzetoets van de aanduiding of na enkele secondes en worden opgeslagen in het functieoverzicht. Het ©...
  • Pagina 114 BOORDCOMPUTER: alarmboodschappen ® Zij verschijnen met het controlelampje en dwingen u, voor uw veiligheid, direct te stoppen zonder het verkeer in gevaar te brengen. Stop de motor en start deze niet opnieuw. Roep de hulp in van een merkdealer. Voorbeelden van alarmboodschappen worden hierna gegeven. NB: de boodschappen verschijnen op het display alleen of afwisselend (als er meer boodschappen zijn), zij kunnen gecombineerd zijn met een waarschuwingslampje en/of een geluidssignaal.
  • Pagina 115 MENU VOOR HET PERSONALISEREN VAN DE AUTO-INSTELLINGEN (1/3) Selectie van de instellingen Selecteer een menu en vervolgens de func- tie die moet worden gewijzigd (de weergave hangt af van de uitrusting en het land van de auto): a) “TOEGANG”: – Ontgrendeling van het bestuur- dersportier;...
  • Pagina 116 MENU VOOR HET PERSONALISEREN VAN DE AUTO-INSTELLINGEN (2/3) Selectie van de instellingen e) “Wissers”: – Automatisch wissen voorruit; Navigeer met behulp van de 4 of 5 om de – Wissen in achteruit. functie te selecteren die moet worden ge- wijzigd en druk op 6 “OK” om te bevestigen f) “RESET“.
  • Pagina 117 MENU VOOR HET PERSONALISEREN VAN DE AUTO-INSTELLINGEN (3/3) Om het menu te verlaten, drukt u op 4 of 5 om naar “TERUG” te gaan en bevestigt u uw keuze door op 6 “OK” te drukken. Het kan nodig zijn dit een aantal keren te herhalen. Raadpleeg het instructieboekje van de radio voor aanvullende informatie.
  • Pagina 118 KLOKJE EN BUITENTEMPERATUUR (1/2) Display A Display B Wacht even als u klaar bent, voordat u het display wijzigt. Auto’s zonder een multimediascherm Auto’s met multimedia-aanraakscherm, navigatiesystemen, telefoons enz. Houd de knop 1 of 2 gedurende enkele seconden ingedrukt om het display 3 te Raadpleeg de betreffende instructieboekjes openen en de tijd in te stellen.
  • Pagina 119 KLOKJE EN BUITENTEMPERATUUR (2/2) Buitentemperatuurmeter Bijzonderheid: Als de buitentemperatuur tussen - 3 °C en + 3 °C ligt, knipperen de tekens °C (waar- schuwing voor kans op gladheid). Als de elektrische voeding onderbroken is geweest (losgenomen accukabel, ze- kering doorgebrand, enz.) moet u het Auto’s zonder multimediascherm Stel het uur in met behulp van knop 5 of 6, klokje weer gelijk zetten.
  • Pagina 120 STUURWIEL, STUURBEKRACHTIGING Stuurbekrachtiging Bijzonderheid van Stop and Start (afhankelijk van de auto) Rijd nooit met een accu die niet genoeg ge- Wanneer de motor op stand-by wordt gezet, laden is. werkt de stuurbekrachtiging niet. De stuur- bekrachtiging wordt opnieuw ingeschakeld bijzonderheid wanneer de motor opnieuw wordt gestart of de snelheid meer dan ongeveer 1 km/u be-...
  • Pagina 121 VERLICHTING EN SIGNALEN (1/4) š Markeringslichten Functie verlichting overdag (alleen voorlampen) Draai de ring 2 tot het symbool bij het merkteken 3 staat. Indien aanwezig schakelt de dagrijverlich- ting, zonder dat u de schakelaar 1 hoeft te Op het instrumentenpaneel gaat een contro- bedienen, overdag automatisch in bij het lelampje branden.
  • Pagina 122 VERLICHTING EN SIGNALEN (2/4) á Grootlicht Duw met draaiende motor en met de dimlichten aan tegen de lichtschake- laar 1. Dit controlelampje op het instrumen- tenpaneel licht op. Om het grootlicht uit en het dimlicht weer in te schakelen, trekt u de lichtschakelaar 1 op- nieuw naar u toe.
  • Pagina 123 VERLICHTING EN SIGNALEN (3/4) Waarschuwingssignaal Inschakelen/Uitschakelen van verlichting brandt nog de functie Indien de lichten nog branden nadat de Zie de gebruiksaanwijzing van het multime- motor is uitgeschakeld, klinkt er een sig- diasysteem om de externe welkomstfunctie naal bij het openen van het bestuurderspor- in of uit te schakelen.
  • Pagina 124 VERLICHTING EN SIGNALEN (4/4) Mistachterlicht Uitschakelen van de mistlichten Draai de middelste ring 4 van de Er zijn twee mogelijkheden: schakelaar zo dat het symbool bij het merk- – Draai de middelste ring 4, afhankelijk van teken 3 staat en laat dan los. het model, opnieuw tot het merkteken 3 tegenover het symbool van het mistlicht Afhankelijk van de auto, gaat de schakelaar...
  • Pagina 125 CLAXON EN LICHTSIGNALEN Claxon Alarmknipperlichten Richtingaanwijzers é Druk op een van de A-locaties. Druk op de schakelaar 2. U verplaatst de schakelaar 1 evenwijdig aan het stuurwiel en in de richting waarin u dit Deze schakelaar schakelt gelijktijdig de vier gaat draaien.
  • Pagina 126 AFSTELLEN VAN DE HOOGTE VAN DE KOPLAMPEN (1/2) Voorbeelden van de stand van knop A, afhankelijk van de belasting Alle Alle vijfdeursuitvoeringen vierdeursuitvoeringen Bestuurder alleen of met een passagier voorin Bestuurder met een passagier voorin en twee of drie passagiers Met de knop A kan de stand van de koplam- achterin pen aangepast worden aan de belading van...
  • Pagina 127 AFSTELLEN VAN DE HOOGTE VAN DE KOPLAMPEN (2/2) Voorbeelden van de stand van knop A, afhankelijk van de belasting Estate-versies met Estate-versies met 5 zitplaatsen 7 zitplaatsen Bestuurder alleen of met een passagier voorin Bestuurder met een passagier voorin en twee passagiers achterin Bestuurder met een passagier voorin en drie of vijf passagiers achterin...
  • Pagina 128 RUITENWISSER, -SPROEIER VOOR (1/5) Opmerking: Als u de auto door een wasstraat rijdt, moet u de ring 2 van de schakelaar 1 in ruststand zetten om het automatisch wissen uit te zetten. Opmerking: Vergeet niet om het einde van het gebruik de ring 2 van de schakelaar 1 terug in ruststand te zetten, zodat het wissen niet per ongeluk wordt geactiveerd tijdens het volgende ge-...
  • Pagina 129 RUITENWISSER, -SPROEIER VOOR (2/5) Wanneer automatisch wissen is inge- schakeld of de gevoeligheid wordt ver- hoogd, wordt één wisbeweging uitge- voerd. Opmerking: – de regensensor heeft enkel een onder- steunende functie. Bij beperkte zicht- baarheid moet de bestuurder zijn ruiten- wisser handmatig inschakelen.
  • Pagina 130 RUITENWISSER, -SPROEIER VOOR (3/5) storingen Bijzonderheid Bij een storing van het automatisch wissen, Tijdens het rijden gaat de wisser lang- schakelt de ruitenwisser over op wissen met zamer werken als de auto stopt. Van snel intervallen. Roep de hulp in van een merk- continu wissen naar langzaam continu dealer.
  • Pagina 131 RUITENWISSER, -SPROEIER VOOR (4/5) Bijzondere stand van de ruitenwisser voor (onderhoudsstand) In deze stand kunnen de bladen worden op- getild om ze van de voorruit te verwijderen. Dit kan nuttig zijn: – om de bladen te reinigen; – om de bladen van de voorruit los te maken in winterse weersomstandighe- den;...
  • Pagina 132 RUITENWISSER, -SPROEIER VOOR (5/5) Opmerking: Bij temperaturen onder nul kan de ruitenwis- servloeistof aanvriezen op de voorruit en het zicht verminderen. Verwarm de voorruit met behulp van de ontwasemingsschakelaar voordat u ze reinigt. De werking van een ruitenwisserblad Let op de staat van de ruitenwisserbla- den.
  • Pagina 133 ACHTERRUITSPROEIER, -WISSER (1/2) Om de werking te stoppen, laat u opnieuw de ring 3 draaien. Opmerking: Als u de auto door een wasstraat rijdt, moet u de ring 3 van de schakelaar 1 in ruststand zetten om het automatisch wissen uit te zetten.
  • Pagina 134 ACHTERRUITSPROEIER, -WISSER (2/2) Inschakelen/uitschakelen van de Wanneer er zich obstakels op de achterruit achterruitwisser bevinden (vuil, sneeuw...), probeert de rui- tenwisser alle obstakels weg te wissen. Als Wanneer de achteruitversnelling wordt inge- een obstakel de beweging van het blad ver- schakeld, wordt het intervalwissen van de hindert, kan het blad stoppen.
  • Pagina 135 BRANDSTOFTANK (1/5) Alle uitvoeringen Trek, afhankelijk van de auto, aan de hendel 2 om de tankdopklep te ontgrende- Bruikbare inhoud van de tank: ongeveer len A. Open deze en draai de tankdop 1 los. 50 liter. Tijdens het tanken kunt u de dop in de De tankdop is van een speci- Afhankelijk van de auto, om de tankdop- houder 3 van het klepje plaatsen.
  • Pagina 136 BRANDSTOFTANK (2/5) Soort brandstof Gebruik brandstof van goede kwaliteit die voldoet aan de regelgeving van het land, De brandstof moet tevens aan de aanwijzingen Brandstofsoorten die voldoen aan de op de sticker C in de tankdopklep voldoen. Europese normen die ook gelden voor 6.8 .
  • Pagina 137 BRANDSTOFTANK (3/5) Tanken van brandstof Benzinemotor Schade die ontstaan is als gevolg van het Wanneer het contact uit is, steekt u het vul- tanken van loodhoudende benzine wordt pistool geheel in de tank voordat u de hendel niet door de fabrieksgarantie gedekt. inknijpt om te tanken (voorkom spatten).
  • Pagina 138 BRANDSTOFTANK (4/5) Bruikbare inhoud van de LPG-tank: on- geveer 40 liter. Tanken van LPG Zet de handrem vast, leg de motor stil, zet het contact uit en doof de lichten. Houd u in ieder geval aan de veiligheids- voorschriften in de tankstations. Afhankelijk van het land moet u voor het tanken de vuladapter 4 op de LPG-vulpijp vastschroeven.
  • Pagina 139 BRANDSTOFTANK (5/5) Afhankelijk van het type station, kan het nodig zijn om de stationknop ingedrukt te houden voordat het tanken begint. Wanneer de pomp stopt of trager werkt, be- tekent dit dat het maximale LPG-peil van de tank (80%) is bereikt. Zodra u de knop loslaat, stopt de automaat.
  • Pagina 140 1.122...
  • Pagina 141 Hoofdstuk 2: Het rijden (met tips voor zuinig en milieubewust autorijden) Inrijden, Startschakelaar ..............Starten, Stoppen van de motor .
  • Pagina 142 INRIJDEN, STARTSCHAKELAAR Benzinemotor Stand “Contact aan” B Rijd de eerste 1 000 km niet sneller dan Het contact staat aan. 130 km/uur in de hoogste versnelling en – benzinemotor: u kunt nu starten. laat de motor met niet meer dan 3 000 tot –...
  • Pagina 143 DE MOTOR STARTEN, STOPPEN: auto met sleutel (1/2) Starten van de motor Benzinemotor LPG-uitvoering – Geef bij het starten geen gas, De motor start altijd op benzine op: Al naar gelang de auto moet u, als een ver- snelling is ingeschakeld en u de motor wilt –...
  • Pagina 144 DE MOTOR STARTEN, STOPPEN: auto met sleutel (2/2) Auto’s met automatische Stoppen van de motor transmissie Laat de motor stationair draaien en draai de contactsleutel terug in de stand “Stop” A. Verantwoordelijkheid van de Zet voor het starten de hendel in de stand P bestuur- der of N en trap het rempedaal in.
  • Pagina 145 DE MOTOR STARTEN, STOPPEN: auto met kaart (1/4) LPG-uitvoering De motor start altijd op benzine op. Activeer de startmotor en laat deze niet met een te hoog toerental draaien. Het systeem bepaalt automatisch wanneer er van benzine op LPG wordt overgescha- keld.
  • Pagina 146 DE MOTOR STARTEN, STOPPEN: auto met kaart (2/4) “Handsfree” starten met achterklep open In dat geval mag de kaart zich niet in de ba- gageruimte bevinden. Verantwoordelijkheid van de bestuurder tijdens het parke- ren of stoppen van de auto Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind, een afhankelijke volwassene of een dier in de auto achter als u deze verlaat.
  • Pagina 147 DE MOTOR STARTEN, STOPPEN: auto met kaart (3/4) storingen Druk het rempedaal of koppelingspedaal in en plaats vervolgens de kaart 3 (A of B) op In sommige gevallen werkt de “handsfree” het symbool 4 (A or B). Druk op de knop 2 card niet: om de auto te starten.
  • Pagina 148 DE MOTOR STARTEN, STOPPEN: auto met kaart (4/4) Als de kaart niet in het interieur aanwezig is of als de kaartaccu leeg is als de auto stil- staat en u de motor wilt uitzetten, verschijnt het bericht “Kaart afwezig druk lang START” op het instrumentenpaneel: druk langer dan drie seconden op de knop 2.
  • Pagina 149 FUNCTIE STOP AND START (1/4) Dit systeem zorgt voor een lager brandstof- De uitrustingen van de auto blijven in wer- verbruik en vermindert de uitstoot van broei- – het gaspedaal wordt niet ingedrukt; king terwijl de motor stilstaat. kasgassen. Het systeem wordt automatisch De stuurbekrachtiging werkt mogelijk niet ingeschakeld wanneer de auto begint te –...
  • Pagina 150 FUNCTIE STOP AND START (2/4) Verhinderen dat de motor op Stand-by uitschakelen Voor auto’s met een handgeschakelde versnellingsbak: stand-by wordt gezet Voor auto’s met automatische versnel- – als het bestuurdersportier wordt ge- lingsbak: In bepaalde omstandigheden, zoals bij in- opend, zonder dat daarbij een versnelling voegen op een kruispunt, is het mogelijk om –...
  • Pagina 151 FUNCTIE STOP AND START (3/4) Omstandigheden waarbij de – de helling is te steil voor auto’s met auto- Bijzonderheid van het automatisch weer matische transmissie; starten van de motor motor niet op stand-by wordt – de functie “Helder zicht” is ingeschakeld Onder bepaalde omstandigheden kan de gezet 3.11 ;...
  • Pagina 152 FUNCTIE STOP AND START (4/4) Inschakelen, uitschakelen van de functie Druk de schakelaar 1 in om de functie uit te schakelen. Het bericht “Stop & Start uitge- schakeld” verschijnt op het instrumentenpa- neel en het schakelaarlampje 1 verschijnt. Met nog een keer indrukken schakelt het systeem weer in.
  • Pagina 153 BIJZONDERE KENMERKEN VAN BENZINE-UITVOERINGEN ROETFILTER (1/2) Onder bepaalde omstandigheden, zoals: Indien u één van de hiervoor genoemde sto- ringen constateert, dient u uw auto zo spoe- – te lang doorrijden als het waarschuwings- dig mogelijk door een merkdealer te laten lampje brandstofreserve brandt;...
  • Pagina 154 BIJZONDERE KENMERKEN VAN BENZINE-UITVOERINGEN ROETFILTER (2/2) Roetfilter Opmerking: Het controlelampje kan 20 mi- Als het filter verzadigd is geraakt, gaat het nuten uitgaan als niet volledig is voldaan aan © waarschuwingslampje branden Het roetfilter wordt gebruikt bij de behande- de rijcondities voor het reinigen van het filter. ...
  • Pagina 155 BIJZONDERE KENMERKEN VAN DIESELUITVOERINGEN: ROETFILTER (1/2) Toerental van de dieselmotor Voorzorgen in de winter Dieselmotoren hebben een inspuitpomp die Om problemen bij vorst te voorkomen: ervoor zorgt dat het afgestelde motor- – zorg dat de accu steeds goed geladen is; toerental in geen van de versnellingen kan –...
  • Pagina 156 BIJZONDERE KENMERKEN VAN DIESELUITVOERINGEN: ROETFILTER (2/2) Roetfilter Opmerking: Het waarschuwingslampje ver- Als het filter verzadigd is geraakt, gaat het schijnt mogelijk weer als de verkeersom- © waarschuwingslampje branden Het roetfilter wordt gebruikt bij de behande- standigheden met betrekking tot het reini- ...
  • Pagina 157 BIJZONDERHEDEN VAN DE UITVOERINGEN MET LPG-MOTOR (1/4) Auto’s met LPG-motor Deze auto’s gebruiken zowel benzine als LPG. Ze zijn uitgerust met twee aparte reservoirs. Wat is LPG LPG die voldoet aan de norm EN 589, of de overeenkomstige nationale wetgeving. Het is herkenbaar aan zijn typische geur.
  • Pagina 158 BIJZONDERHEDEN VAN DE UITVOERINGEN MET LPG-MOTOR (2/4) Overschakelen van LPG op benzine Automatische overschakeling op benzine Laat het gaspedaal los en druk op de scha- kelaar 1. Het waarschuwingslampje 2 gaat Het systeem schakelt automatisch over op uit en het display 3 geeft aan dat de benzi- de benzinemodus als er geen LPG meer in nemodus is geactiveerd.
  • Pagina 159 BIJZONDERHEDEN VAN DE UITVOERINGEN MET LPG-MOTOR (3/4) storingen Bij een storing die de normale werking van de motor verhindert, schakelt het systeem automatisch van de LPG-modus op de ben- zinemodus over. Dit wordt bevestigd zodra het bericht “Controleer LPG systeem” op het instrumen- tenpaneel 3 verschijnt.
  • Pagina 160 BIJZONDERHEDEN VAN DE UITVOERINGEN MET LPG-MOTOR (4/4) Bij rijden in moeilijke omstandigheden Bij zeer koud weer (temperatuur onder on- geveer 10 °C) en afhankelijk van de kwaliteit LPG heeft een zeer specifieke van het gebruikte gas, kan het systeem au- geur zodat u eventuele lekken tomatisch de voorwaarden regelen voor het gemakkelijk kunt vaststellen.
  • Pagina 161 VERSNELLINGSHENDEL, HANDREM Handrem Vrijzetten Trek de handgreep 4 iets omhoog waarna u de knop 3 indrukt en de handgreep omlaag duwt. Bij stilstaande auto kan het Het waarschuwingslampje op het in- nodig zijn om, afhankelijk van strumentenpaneel gaat uit. de helling en/of de belasting van de auto, de handrem min- Indien u de handgreep niet voldoende terug- stens twee extra tanden vaster te zetten...
  • Pagina 162 ELEKTRONISCHE PARKEERREM (1/4) In alle andere gevallen, bijvoorbeeld de motor is afgeslagen of staat in de modus stand-by als gevolg van de Stop and Start 2.9 , de automatische parkeerrem wordt niet automatisch toegepast. De hand- bediening moet dan gebruikt worden. Voor bepaalde modellen in sommige landen wordt de rem niet automatisch vastgezet.
  • Pagina 163 ELEKTRONISCHE PARKEERREM (2/4) Automatische werking (vervolg) Opmerking: in sommige situaties (automa- tische parkeerrem defect, handmatig ont- grendelen van de automatische parkeerrem, enz.), klinkt er een geluidssignaal en ver- schijnt het bericht “Parkeerrem aantrekken” op het instrumentenpaneel om u te waar- schuwen dat de automatische parkeerrem is losgezet.
  • Pagina 164 ELEKTRONISCHE PARKEERREM (3/4) Uitvoering met automatische transmissie Bij bestuurdersportier open of slecht geslo- ten en draaiende motor, wordt het automa- tisch loszetten uit veiligheidsoverwegingen gedeactiveerd, (dit om te voorkomen dat de auto alleen zonder bestuurder weg rolt). Het bericht “Parkeerrem hand- matig vrijgeven” verschijnt op het instrumentenpaneel als de bestuurder het gaspedaal indrukt.
  • Pagina 165 ELEKTRONISCHE PARKEERREM (4/4) storingen – Bij een storing verschijnt het waarschu- © wingslampje op het instru- mentenpaneel, samen met het bericht Als het bericht “Elektr. sto- “Controleer parkeerrem” en soms het ring GEVAAR” of “Controleer accu” verschijnt, moet u de waarschuwingslampje parkeerrem handmatig vastzet- Raadpleeg snel een merkdealer.
  • Pagina 166 TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (1/4) Het brandstofverbruik is goedgekeurd over- eenkomstig een voorgeschreven standaard- methode. Deze methode is voor alle auto- fabrikanten hetzelfde en maakt het mogelijk om auto’s met elkaar te vergelijken. Het werkelijke verbruik is afhankelijk van de ge- bruiksomstandigheden van de auto, de uit- rustingen en de rijstijl.
  • Pagina 167 TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (2/4) Werkstand ECO Activeren van de functie Uitschakelen van de functie Gebruik schakelaar 2. (afhankelijk van de auto) Gebruik schakelaar 2.  De ECO-modus is een functie die het brand- Het controlelampje 3 op het instru- ...
  • Pagina 168 TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (3/4) – Laat het toerental van de motor in de lagere versnellingen niet te ver oplopen. Kies indien mogelijk altijd de hoogste ver- snelling. – Rijd bij een stoplicht kalm weg. – Rem zo weinig mogelijk. Regel de snel- heid van de auto met het gaspedaal door voor een obstakel of een bocht tijdig gas terug te nemen.
  • Pagina 169 TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (4/4) – Voor auto’s met airconditioning is een hoger brandstofverbruik normaal (vooral in stadsverkeer) als de airconditioning aanstaat. Voor auto’s met een aircondi- tioning zonder automatische werkstand, zet het systeem uit, als u het niet meer nodig hebt.
  • Pagina 170 TIPS VOOR ONDERHOUD EN MINDER LUCHTVERONTREINIGING Uw auto voldoet aan de eisen voor recycling Voor een goede werking van het uitlaatsys- – Luchtfilter, brandstoffilter: een vervuild aan het einde van de gebruiksduur, die van teem en het handhaven van de emissie- filterelement vermindert het rendement.
  • Pagina 171 MILIEU Uw auto is ontwikkeld met een zo groot Emissies – De auto moet aan het eind van zijn be- mogelijke aandacht voor het milieu gedu- staan door een gespecialiseerd bedrijf Voor de gebruiksfase van de auto, is hij zo rende zijn gehele bestaan: bij zijn fabrica- worden gesloopt om te worden gerecy- ontworpen dat hij minder broeikasgassen...
  • Pagina 172 WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (1/6) De werking van het systeem Wanneer de auto ermee is uitgerust, waar- schuwt dit systeem voor verlies van span- Dit systeem detecteert een verlies van span- ning in een of meerdere banden. ning in een van de banden door tijdens het Het systeem kan worden geïdentificeerd rijden de snelheid van de banden te meten.
  • Pagina 173 WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (2/6) Werkingsvoorwaarden – aanzienlijke wijziging van de belading of De referentiewaarde voor de verdeling van de belading aan één kant bandenspanning opnieuw Het systeem moet worden gereset met de van de auto instellen bandenspanning die op het bandenspan- –...
  • Pagina 174 WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (3/6) Houd de schakelaar 5 ingedrukt totdat het bericht “Operatie uigevoerd” verschijnt. U kunt nu rijden. Resetprocedure Contact aan, auto staat stil: – Druk zo vaak als nodig is op de schake-  laar 6 om het tabblad Auto weer te geven.
  • Pagina 175 WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (4/6) De onderstaande tabel toont de mogelijke berichten voor de bandenresetprocedure. Treeplank Boodschappen Interpretatie – Bandendruk init. bij stilstand Het bericht verschijnt onderweg. Als u de spanning van de vier banden wilt resetten, stop dan de auto. Bandendruk init.
  • Pagina 176 WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (5/6) Corrigeren van de Elke keer dat een wiel/band wordt verwis- seld, moet de bandenspanning worden ge- bandenspanning corrigeerd en moet de referentiewaarde De spanningen van de vier banden voor de bandenspanning worden gereset. moeten koud worden ingesteld (raad- pleeg het label op de zijkant van het bestuur- Reservewiel dersportier).
  • Pagina 177 WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (6/6) De informatie op het instrumentenpaneel duidt op mogelijke bandenspanningsstoringen (bijv. een leeggelopen of lekke band). Controleen Boodschappen Interpretatie waarschuwingslampjes Dit geeft aan dat er een te lage bandenspanning of lekke band is gedetec-  Banden oppompen en initialiseren teerd.
  • Pagina 178 HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (1/3) Afhankelijk van de auto, kunnen deze be- ABS (antiblokkeersysteem van Storingen: staan uit: de wielen) – het ABS (antiblokkeersysteem van de © – worden verlicht op Bij krachtig remmen, voorkomt het ABS wielen); het instrumentenpaneel en de berich- het blokkeren van de wielen, waardoor de –...
  • Pagina 179 HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (2/3) Elektronisch Onderstuurcontrole In sommige situaties (rijden op een heel zachte ondergrond: bv. sneeuw, modder of stabiliteitsprogramma ESC Dit verbetert de werking van het ESC bij rijden met sneeuwkettingen), kan het sys- met onderstuurcontrole en sterk onderstuur van de auto (als de voor- teem de kracht van de motor verminderen wielen hun grip verliezen).
  • Pagina 180 HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (3/3) Noodstopbekrachtiging Hulp bij wegrijden op een helling Het systeem van de hulp bij het Dit systeem is een aanvulling op het ABS dat Afhankelijk van de helling van de weg helpt wegrijden op een helling kan zorgt voor het verminderen van de remweg dit systeem de bestuurder bij het wegrijden niet in alle gevallen totaal ver-...
  • Pagina 181 DODEHOEKWAARSCHUWING (1/5) Deze functie is een extra hulp die aangeeft dat er zich een auto in de dode hoek van uw auto bevindt. Bijzonderheid Dit systeem waarschuwt de bestuurder als Ze kan dus in geen geval de oplettend- er zich een auto in het detectiegebied be- Zorg ervoor dat de sensoren niet bedekt zijn heid of de verantwoordelijkheid van de vindtA.
  • Pagina 182 DODEHOEKWAARSCHUWING (2/5) Inschakelen/uitschakelen Indicator 3 Werking Selecteer op het multimediascherm 2, Op elke binnenspiegel 4 bevindt zich een in- Deze functie geeft een waarschuwing: met stilstaande auto en draaiende motor, dicator 3. – als de auto tussen 30 km/u en 140 km/u het menu “INSTELLINGEN”, het tabblad Opmerking: reinig de buitenspiegels 4 re- rijdt;...
  • Pagina 183 DODEHOEKWAARSCHUWING (3/5) Display B Storingen De functie is ingeschakeld en detecteert Als het systeem een storing detecteert, ver- geen enkele andere auto. schijnt het bericht “Controleer Dode hoek assist” op het instrumentenpaneel. Roep de hulp in van een merkdealer. Display C Opmerking: bij het starten van de motor Eerste waarschuwing: de indicator 3 geeft knippert de indicator 3, display B, 3 keer.
  • Pagina 184 DODEHOEKWAARSCHUWING (4/5) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. De bestuurder moet zijn snelheid altijd aanpassen aan het verkeer, ongeacht de aanwijzingen van het systeem. Het systeem mag in geen geval worden vergeleken met een hindernissensensor of een antibotsingssysteem.
  • Pagina 185 DODEHOEKWAARSCHUWING (5/5) Beperkingen voor de werking van het systeem – De radarzone moet schoon blijven en mag niet worden gewijzigd, om de goede werking van het systeem te waarborgen. – Kleine voorwerpen die dichtbij de auto bewegen (motoren, fietsen, voetgangers, enz.) worden mogelijk niet door het systeem her- kend.
  • Pagina 186 ACTIEVE NOODSTOP (1/10) Afhankelijk van het reactievermogen van de bestuurder kan het systeem helpen bij het remmen om schade te beperken of een bot- sing te voorkomen. Plaats van de radar 1 Zorg ervoor dat het radargebied niet wordt geblokkeerd (door vuil, modder, sneeuw of een slecht gemonteerde nummerplaat voor) of wordt geraakt, gewijzigd (bijv.
  • Pagina 187 ACTIEVE NOODSTOP (2/10) Werkzaamheden Let op: als de bestuurder gebruikmaakt van bedieningselementen van de auto (stuur- wiel, pedalen enz.) kan het systeem som- Detectie van auto’s mige operaties vertragen of niet activeren. Als uw snelheid tussen ongeveer 7 en 170 km/u ligt en er kans is op een botsing met uw voorligger, gebeurt het volgende: –...
  • Pagina 188 ACTIEVE NOODSTOP (3/10) Speciale waarschuwingsfuncties Afhankelijk van de snelheid kunnen de waarschuwing en het remmen gelijktijdig ge- activeerd worden. Speciale functies van stilstaande auto´s Stilstaande auto´s worden gedetecteerd als uw auto met een snelheid van onge- veer tussen de 7 km/u en 80 km/u rijdt. Het systeem is niet ingeschakeld en geeft geen waarschuwing af als u harder dan ongeveer 80 km/u rijdt.
  • Pagina 189 ACTIEVE NOODSTOP (4/10) Auto's zonder een multimediascherm (systeem A of B, afhankelijk van voertuig) Systeem A – Zet de auto stil en druk zo vaak als nodig op de schakelaar 4 om het tabblad “VOERTUIG” weer te geven. – Druk herhaaldelijk op 5 of 6 om het menu “INSTELLINGEN”...
  • Pagina 190 ACTIEVE NOODSTOP (5/10) Tijdelijk niet beschikbaar storingen  Wanneer het systeem een tijdelijke niet-be- © verschijnen in het geel schikbaarheid detecteert, verschijnt het gele op het instrumentenpaneel en afhankelijk  waarschuwingslampje op het instru- van de auto verschijnt het waarschuwings- ...
  • Pagina 191 ACTIEVE NOODSTOP (6/10) Beperkingen van de werking van Detectie in een bocht Geen detectie van vaste obstakels en kleine objecten het systeem Als u een bocht inrijdt, is de radar wellicht tijdelijk niet in staat een voorligger te detec- Wat niet door het systeem wordt gedetec- Autodetectie teren (bijv.
  • Pagina 192 ACTIEVE NOODSTOP (7/10) Auto’s die verborgen zijn door – voertuigen die voorwerpen transporteren hoogteverschillen in de weg die langer zijn dan de lijn; Het systeem registreert geen auto's die op – het gedeelte van een lang voertuig een helling omhoog of omlaag rijden wan- (bijv.
  • Pagina 193 ACTIEVE NOODSTOP (8/10) Actieve noodstop Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. De activering van deze functie wordt mogelijk vertraagd of niet uitgevoerd als de bestuurder een actie uitvoert (op het stuurwiel, de pedalen, enz.).
  • Pagina 194 ACTIEVE NOODSTOP (9/10) Storingen van het systeem Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen, zoals: – een complexe omgeving (metalen brug, tunnel enzovoort); – slechte weersomstandigheden (sneeuw, hagel, ijzel enzovoort); – obstructie van de radarzone (vuil, ijs, sneeuw, condens, enz.); –...
  • Pagina 195 ACTIEVE NOODSTOP (10/10) Uitschakelen van de functie Schakel de functie uit in deze gevallen: – de knipperlichten niet werken; – De voorkant van de auto is beschadigd (impact, krassen op de radar enz.); – De auto wordt gesleept (bij pech); –...
  • Pagina 196 SNELHEIDSBEGRENZER (1/4) Bediening 1 Schakelaar Snelheidsbegrenzer aan/uit. 2 Schakelaar Snelheidsregelaar aan/uit. 3 Schakelaar om de maximumsnelheid te activeren en te verlagen (SET/-). 4 Schakelaar om de maximumsnelheid te activeren en te verhogen of om de op- geslagen maximumsnelheid in te stellen (RES/+).
  • Pagina 197 SNELHEIDSBEGRENZER (2/4) Het rijden Inschakelen Als u de huidige snelheid wilt opslaan, drukt u op de schakelaar 4 (RES/+) of de schake- Wanneer een maximumsnelheid is ingesteld Gebruik schakelaar 1. Het waarschuwings- laar 3 (SET/-): de streepjes worden door de maar nog niet is bereikt, gaat het rijden zoals lampje 6 brandt grijs of, afhankelijk van maximumsnelheid vervangen.
  • Pagina 198 SNELHEIDSBEGRENZER (3/4) Overschrijden van de ingestelde Onmogelijkheid om de ingestelde maximum snelheid vast te houden snelheid Tijdens een steile afdaling kan het systeem Het blijft altijd mogelijk de ingestelde maxi- de maximumsnelheid wellicht niet aanhou- mum snelheid te overschrijden door: zo snel den;...
  • Pagina 199 SNELHEIDSBEGRENZER (4/4) Onderbreken van de functie Uitschakelen van de functie De werking van de snelheidsbegrenzer De functie snelheidsbegrenzer wordt onder- wordt opgeschort als u drukt op de schake- broken: laar 5 (0). De maximumsnelheid wordt op- – als u op de schakelaar 1 drukt. In dit geslagen en op het instrumentenpaneel grijs geval wordt er geen snelheid meer in het weergegeven.
  • Pagina 200 SNELHEIDSREGELAAR (1/5) Bediening 1 Schakelaar Snelheidsregelaar aan/uit. 2 Schakelaar om de ingestelde snelheid (SET/-) te activeren en te verlagen. 3 Schakelaar om de ingestelde snelheid te activeren en te verhogen of om de inge- stelde snelheid (RES/+) uit het geheugen op te roepen.
  • Pagina 201 SNELHEIDSREGELAAR (2/5) Inschakelen Instellen van de snelheid Als u de functie probeert in te schakelen wanneer u minder dan 30 km/u rijdt, ver- Gebruik schakelaar 1. Druk, terwijl de auto rijdt met een constante schijnt, afhankelijk van de auto, de bood- snelheid hoger dan ongeveer 30 km/u, op schap “Snelh.
  • Pagina 202 SNELHEIDSREGELAAR (3/5) Sneller rijden dan de gekozen snelheid U kunt de snelheid van de auto altijd verho- gen door het gaspedaal in te drukken. Zo lang u te snel rijdt, knippert de ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel om u te waarschuwen.
  • Pagina 203 SNELHEIDSREGELAAR (4/5) Afhankelijk van de auto verdwijnt het waar- schuwingslampje 8 om stand-by te bevesti- gen. Oproepen van de ingestelde snelheid Als een snelheid in het geheugen is opge- slagen, kan deze worden opgeroepen, als de omstandigheden dat toelaten (verkeers- drukte, staat van het wegdek, weersomstan- digheden, enz.).
  • Pagina 204 SNELHEIDSREGELAAR (5/5) Uitschakelen van de functie Ter bevestiging van het uitschakelen van de functie, verdwijnt het waarschuwings- De functie snelheidsregelaar wordt onder- lampje 6 of, afhankelijk van de auto, ver- broken: dwijnen de groene waarschuwingslampjes 7 – als u op de schakelaar 1 drukt. In dit en 8 van het instrumentenpaneel.
  • Pagina 205 PARKEERHULP (1/6) Systeem A Locatie van de ultrasoonsensoren 1 De werking van het systeem Zorg ervoor dat de ultrasoonsensoren, aan- geduid door de pijlen 1, niet worden afge- Ultrasoonsensoren, die worden aangegeven dekt (door vuil, modder, sneeuw, een slecht met pijlen 1, zijn in de achterbumper gemon- gemonteerde kentekenplaat), geraakt, aan- teerd om de afstand tussen de auto en een gepast (inclusief lakwerk) of belemmerd...
  • Pagina 206 PARKEERHULP (2/6) Radiostoringen De werking van het systeem kan worden verstoord door omgevingsfactoren, zoals externe objecten of het gebruik van appara- ten die werken met ultrasoonsensoren. Uitschakelen van het systeem Parkeerhulp handmatig uitschakelen U kunt het systeem deactiveren door op de schakelaar 2 te drukken, of afhankelijk van Als een trekhaak of een aanhanger- of laad- het voertuig, op de schakelaar 3.
  • Pagina 207 PARKEERHULP (3/6) Het systeem detecteert obstakels vóór en Locatie van de achter de auto, afhankelijk van het voertuig. ultrasoonsensoren 4 Het systeem van de parkeerhulp wordt pas Zorg ervoor dat de ultrasoonsensoren, aan- ingeschakeld als de auto langzamer dan on- geduid door de pijlen 4, niet worden afge- geveer 10 km/uur rijdt.
  • Pagina 208 PARKEERHULP (4/6) Werking Opmerking: het display 5 toont de omge- ving van de auto en geeft geluidssignalen. Het systeem detecteert de meeste obstakels vóór en achter de auto. De frequentie van het geluidssignaal stijgt naargelang de afstand van het obstakel Bij het manoeuvreren kan de korter wordt, tot één onafgebroken piepge- auto aan de onderkant ergens...
  • Pagina 209 PARKEERHULP (5/6) Afstellen Auto’s met een multimediascherm 7 Afhankelijk van de auto kunt u met draai- ende motor sommige parameters instellen via het multimediascherm 7. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het multimediasys- teem voor meer informatie. Geluidsvolume van de parkeerhulp Regel het volume van de parkeerhulp door op + of - te drukken.
  • Pagina 210 PARKEERHULP (6/6) – selecteer “VOLUME TOON” om het – in de neutrale stand (handgeschakelde volume van de parkeerhulp aan te versnellingsbak) of in stand N of P (auto- passen met behulp van de knoppen 7 matische transmissie); of 8. – wanneer een bedieningsfout wordt gede- tecteerd.
  • Pagina 211 ACHTERUITRIJCAMERA (1/3) Werking Vaste tekening 3 Bewegende tekening 4 De vaste tekening bestaat uit gekleurde Deze wordt in het blauw getoond op het mul- Wanneer de achteruitversnelling is inge- merktekens A, B en C die de afstand achter timediascherm 2. Hij geeft de verplaatsings- schakeld, geeft de camera 1 naast de num- de auto aangeven: richting van de auto aan afhankelijk van de...
  • Pagina 212 ACHTERUITRIJCAMERA (2/3) Het scherm geeft een omgekeerd beeld, Instellingen Deze functie is een (extra) zoals in een spiegel. Met stilstaande auto en draaiende motor hulpmiddel. De bestuurder De tekeningen zijn weergaven die op kunt u op het multimediascherm 2 de ge- moet altijd opletten en blijft ver- een vlakke ondergrond worden gepro- antwoordelijk.
  • Pagina 213 ACHTERUITRIJCAMERA (3/3) Het verschil tussen de geschatte Een steile heling afrijden of in zijn Rijden of achteruitrijden richting een achteruit richting een steile neerwaartse uitstekend voorwerp. afstand en de werkelijke afstand helling rijden Positie H lijkt verder weg dan de positie J op Een steile heling oprijden of in zijn De vaste richtlijnen 3 tonen de afstanden het scherm.
  • Pagina 214 AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (1/3) Selecteurhendel 1 Starten P: parkeren Als de selecteurhendel 1 in de stand P staat, R: achteruitrijden trapt u het rempedaal in en start u vervol- N: neutraal gens de motor. D: automatische werking Om de selecteurhendel uit stand P te ver- L: stand “Low”...
  • Pagina 215 AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (2/3) Stand automatisch Bijzondere gevallen Bijzondere omstandigheden Zet de hendel 1 in stand D. In sommige gevallen (zoals ter bescher- Als het wegtype of de weersomstandig- ming van de motor, bij werking van het elek- heden (steile hellingen, steile afdalingen, U hoeft de selecteurhendel niet meer te ver- tronisch stabiliteitsprogramma: ESC, enz.) diepe sneeuw, zand of modder) het lastig...
  • Pagina 216 AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (3/3) Parkeren van de auto Onderhoudsintervallen Raadpleeg het onderhoudsdocument voor Als de auto stilstaat, houdt u het rempedaal uw auto of een geautoriseerde dealer om na ingedrukt en zet u de selecteurhendel in te gaan of periodiek onderhoud noodzakelijk stand P (parkeren): de transmissie staat in is voor de automatische transmissie.
  • Pagina 217 NOODOPROEP (1/3) Als de auto hiermee is uitgerust, worden de hulpdiensten via de noodoproepfunctie au- tomatisch of handmatig verwittigd (koste- loos) bij een ongeval of als u onwel wordt, zodat ze zo snel mogelijk kunnen komen. Opmerking: de noodoproep werkt: –...
  • Pagina 218 NOODOPROEP (2/3) Automatische modus Testmodus (afhankelijk van lokale wetgeving) De noodoproep wordt automatisch gedaan als de beschermende uitrusting (gordel- De testmodus is gereserveerd voor goed- spanners, airbag, enz.) werd geactiveerd gekeurde dealers, om te controleren of de vanwege een ongeval. noodoproepfunctie goed werkt.
  • Pagina 219 NOODOPROEP (3/3) Het systeem werkt met een speciale accu. De accu gaat ongeveer 4 jaar mee (het controlelampje 1 wordt rood om u te informeren). Raadpleeg een merkdealer. Zonder de functie noodoproep is het sys- teem niet te volgen en zal niet constant worden bewaakt.
  • Pagina 220 2.80...
  • Pagina 221 Hoofdstuk 3: uw comfort Ventilatieroosters ............... . Verwarming, handbediende airconditioning.
  • Pagina 222 VENTILATIEROOSTERS (1/3) 1 Ventilatierooster links 5 Ontwasemingssleuf rechterzijruit 2 Ontwasemingssleuf linker zijruit 6 Ventilatierooster rechts 3 Ontwasemingssleuven onder de voor- 7 Ventilatierooster bij de voetenruimte ruit voor 4 Centrale ventilatieroosters 8 Bedieningspaneel...
  • Pagina 223 VENTILATIEROOSTERS (2/3) Ventilatieroosters midden 4 en Richting zijkant 1 en 6 Ventilatieroosters 4 Hoeveelheid lucht Draai de knop 9 naar de gewenste stand. Bevestig geen voorwerpen op de venti- Ventilatierooster 1 latieroosters (bijv. telefoonhouder). Om te openen: de cursor 10 naar rechts Risico van beschadiging.
  • Pagina 224 VENTILATIEROOSTERS (3/3) Plaatsen achter (afhankelijk van de auto) Ventilatieroosters voeten 11. Stop niets in het ventilatiecir- cuit van de auto (bijvoorbeeld in geval van stank, enz.). Risico van schade of brand.
  • Pagina 225 HANDBEDIENDE VERWARMING, VENTILATIE, AIRCONDITIONING (1/6) Regelen van de temperatuur Draai de knop 5 afhankelijk van de ge- wenste temperatuur. Hoe verder de aanwij- zer in het rode gedeelte staat, hoe hoger de temperatuur. Regeling van de ventilatiesnelheid. Draai de knop 3 van 0 naar 4. Hoe verder u de knop rechtsom draait, hoe meer lucht er wordt verplaatst.
  • Pagina 226 HANDBEDIENDE VERWARMING, VENTILATIE, AIRCONDITIONING (2/6) Snel ontwaseming Zet de knoppen 1, 3 en 6 in de stand voor: – : ontwasemen. – maximale ventilatie; – buitenlucht. Het gebruik van de airconditioning versnelt het ontwasemen. Achterruitverwarming Druk bij draaiende motor op de toets 4 (het controlelampje brandt).
  • Pagina 227 HANDBEDIENDE VERWARMING, VENTILATIE, AIRCONDITIONING (3/6) In- en uitschakelen van de airconditioning De toets 2 zorgt voor het inschakelen (con- trolelampje brandt) of het uitschakelen (con- trolelampje is uit) van de airconditioning. Het systeem werkt niet als knop 3 in stand 0 staat.
  • Pagina 228 HANDBEDIENDE VERWARMING, VENTILATIE, AIRCONDITIONING (4/6) Regelen van de temperatuur Draai de knop 5 afhankelijk van de ge- wenste temperatuur. Hoe verder de aanwij- zer in het rode gedeelte staat, hoe hoger de temperatuur. Regeling van de ventilatiesnelheid. Draai de knop 3 van 0 naar 4. Hoe verder u de knop rechtsom draait, hoe meer lucht er wordt verplaatst.
  • Pagina 229 HANDBEDIENDE VERWARMING, VENTILATIE, AIRCONDITIONING (5/6) Snel ontwaseming Zet de knoppen 1, 3 en 6 in de stand voor: – : ontwasemen. – maximale ventilatie; – buitenlucht. Het gebruik van de airconditioning zorgt voor een snellere ontwaseming. Achterruitverwarming Druk bij draaiende motor op de toets 4 (het controlelampje brandt).
  • Pagina 230 HANDBEDIENDE VERWARMING, VENTILATIE, AIRCONDITIONING (6/6) In- en uitschakelen van de airconditioning De toets 2 zorgt voor het inschakelen (con- trolelampje brandt) of het uitschakelen (con- trolelampje is uit) van de airconditioning. Het systeem werkt niet als knop 3 in stand 0 staat.
  • Pagina 231 THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (1/5) Automatische werking De automatische airconditioning garan- deert (met uitzondering van extreme geval- len) een temperatuurcomfort in het interi- eur en het helder houden van de ruiten, bij een zo optimaal mogelijk brandstofverbruik. Het systeem werkt op de ventilatiesnelheid, de luchtverdeling, de luchtkringloop, het in- schakelen of uitschakelen van de airconditi- oning en de luchttemperatuur.
  • Pagina 232 THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (2/5) Regeling van de Regeling van de temperatuur Het display geeft aan welke temperatuur ventilateursnelheid is ingesteld. Draai knop 3 afhankelijk van de gewenste Als na het starten van de auto de aan- temperatuur. Normaal zorgt het systeem automatisch gegeven temperatuur wordt verhoogd of voor de juiste ventilateursnelheid om de Opmerking: bij de hoogste en laagste in-...
  • Pagina 233 THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (3/5) Functie “helder zicht” Druk op de knop 2: het bovenstaande con- trolelampje gaat branden. Met deze functie worden de voorruit, de zijruiten voor, de achterruit en de buiten- spiegels snel ontdooid en ontwasemd (af- hankelijk van de auto). Hierdoor worden automatisch de airconditioning en de achter- ruitverwarming ingeschakeld.
  • Pagina 234 THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (4/5) In- en uitschakelen van de Achterruitverwarming airconditioning Druk op de knop 10: het bovenstaande controlelampje gaat branden. De achterruit Normaal schakelt het systeem automatisch wordt nu snel ontwasemd en de elektrische de airconditioning in of uit, afhankelijk van buitenspiegels worden verwarmd (afhanke- de weersomstandigheden.
  • Pagina 235 THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (5/5) Handbediening Druk op de knop 7: het bovenstaande con- trolelampje gaat branden. Bij langdurig gebruik van deze stand kunnen de ruiten aan de binnenkant beslaan of weer aanvriezen. Ook zal het in de auto, door gebrek aan frisse lucht, kunnen gaan stin- ken.
  • Pagina 236 AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (1/2) Tips voor het gebruik Onderhoud Storingen Raadpleeg voor de controle-intervallen het In sommige gevallen, (airconditioning uit, Raadpleeg bij een storing altijd een merk- onderhoudsdocument van uw auto. luchtkringloop in werking, ventilatiesnelheid dealer. nul of laag, enz.) kunnen de ruiten van de –...
  • Pagina 237 AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (2/2) Ñ Type airconditioningsvloeistof  Type olie in de slangen van de airconditioning  Ontvlambaar product  Raadpleeg het instructieboekje  Onderhoud Hoeveelheid airconditio- ningsvloeistof aanwezig x,xxx kg in de auto. Global Warming Potential Het koelvloeistofcircuit (waarvan sommige o f t e w e l a a r d o p w a r - componenten hermetisch zijn afgesloten)
  • Pagina 238 MULTIMEDIA-UITRUSTING (1/4) Oplaadaansluiting 2 U kunt via de USB-poort accessoires op- laden die door onze technische dienst zijn goedgekeurd, met een maximumvermogen van 12 watt (5 V) per poort. Multimedia aansluiting 4 U kunt de USB-aansluiting om toegang te krijgen tot de multimedia-inhoud van uw ac- cessoires.
  • Pagina 239 MULTIMEDIA-UITRUSTING (2/4) Steun van de telefoon A Zorg ervoor dat de telefoon stevig op zijn plek wordt gehouden tussen de houders 7 Op voertuigen die hiermee zijn uitgerust, en 8 voor gebruik. tilt u de klep 6 op. Plaats de telefoon 9 ho- rizontaal in de houder 7 en laat de klep 6 zakken terwijl u de telefoon op zijn plaats in de houder 8 houdt.
  • Pagina 240 MULTIMEDIA-UITRUSTING (3/4) Afneembare telefoonhouder B – plaats de telefoon in de telefoonhou- der 10 door op de vaste klem te druk- Op voertuigen waarop de afneembare tele- ken 13, en laat vervolgens de klem los 12 foonhouder B kan worden geplaatst, volgt u zodat de telefoon stevig tussen de klem- deze instructies: men wordt gehouden 12 en 13.
  • Pagina 241 MULTIMEDIA-UITRUSTING (4/4) Zorg ervoor dat de voet van de telefoonhouder correct is bevestigd, en dat de telefoon stevig op zijn plaats wordt ge- houden in de telefoonhouder, zodat deze niet op de inzittenden terecht komt bij plotseling afslaan of remmen. Gebruik van de telefoon Houd u altijd aan de wettelijke voorschriften met betrekking...
  • Pagina 242 ELEKTRISCHE RUITBEDIENING (1/3) Handbediende portierruiten Elektrische ruitbediening voor Vanaf de passagiersplaats voor achter Gebruik schakelaar 4. De elektrische ruitbediening werkt met het contact aan. Draai aan de slinger 1 om de ruit tot de ge- wenste hoogte omlaag of omhoog te laten Vanaf de bestuurdersplaats gaan.
  • Pagina 243 ELEKTRISCHE RUITBEDIENING (2/3) Werking van de sneltoets Dit is een aanvulling op de elektrische ruit- bediening die hiervoor is beschreven. Druk of trek kort en krachtig aan de schake- laar van een ruit: de ruit gaat geheel omlaag of omhoog. Een actie op de schakelaar stopt de werking van de ruit.
  • Pagina 244 ELEKTRISCHE RUITBEDIENING (3/3) Veiligheid inzittenden achter De bestuurder kan de werking van de ruitbediening achter uit- schakelen door schakelaar 8 in te drukken. Verantwoordelijkheid van de bestuurder Laat uw voertuig nooit achter met de binnenin, en laat nooit een kind, een niet-autonome volwassene of een dier achter, zelfs niet eventjes.
  • Pagina 245 ELEKTRISCH OPEN DAK (1/2) Verantwoordelijkheid van de bestuurder Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind, een volwassene met Verschuiven van het gordijn 1 Verschuiven van het open dak een beperking of een dier in de auto achter als u deze verlaat. –...
  • Pagina 246 ELEKTRISCH OPEN DAK (2/2) Voorzorgsmaatregelen voor het storingen gebruik Als het dak niet wil sluiten, raadpleeg dan een merkdealer. – Auto met beladen dakdragers. Open het dak niet als het dak beladen is. Controleer voor het gebruik van het open dak, de accessoires (fietsdrager, dakkof- fer, enz.) op de dakdragers: deze moeten op de juiste wijze zijn bevestigd en goed...
  • Pagina 247 ZONNEKLEP, HANDGREEP Zonneklep 1 en 2 Make-up spiegels 3 Handgreep voor en, afhankelijk van het voertuig, achter 5 Zet de zonneklep 1 of 2 omlaag tegen de Afhankelijk van de auto zijn de zonneklep- voorruit of maak deze los en draai deze pen uitgerust met een make-upspiegel.
  • Pagina 248 BINNENVERLICHTING (1/3) Binnenlicht Druk op de 1 schakelaar of, afhankelijk van de auto, op de 2, 3 of 4 schakelaar om het volgende in te schakelen: – een constant brandende verlichting; – een verlichting die gaat branden als één van de voorportieren of, afhankelijk van de auto, één van de vier portieren wordt geopend.
  • Pagina 249 BINNENVERLICHTING (2/3) Leesspots Verlichting dashboardkastje 6 (afhankelijk van de auto) (afhankelijk van de auto) Met schakelaar 5, kunt u kiezen voor: Het lampje 6 gaat branden bij het openen van de klep. – een constant brandende verlichting; – een verlichting die gaat branden als één van de voorportieren of, afhankelijk van de auto, één van de vier portieren wordt geopend.
  • Pagina 250 BINNENVERLICHTING (3/3) Verlichting bagageruimte 7 (afhankelijk van de auto) Het lampje 7 gaat branden bij het openen van de bagageruimte. Automatische werking van de binnen- verlichting (afhankelijk van de auto) – als de portieren worden ontgrendeld met de afstandsbediening gaat de binnenverlichting ongeveer 30 secon- des branden;...
  • Pagina 251 OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (1/4) Dashboardkastje Opbergruimte in portier 2 Bovenste opbergruimte van dashboard 3 Om deze te openen, trekt u aan de hand- (afhankelijk van de auto) greep 1. Let op dat er geen harde, zware of scherpe voorwerpen in de “open” bergruimtes ge- plaatst zijn, zodat zij tegen de inzittenden geslingerd kunnen worden bij het rijden door een bocht, bij plotse-...
  • Pagina 252 OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (2/4) Opbergruimte 4 Armsteun voor 6 Opbergvakken 7 in voorstoelen (afhankelijk van de auto) Plaats voor asbak 5 Laat geen spullen op de vloer (bij de bestuurder) liggen. In geval van plotseling remmen zouden deze onder de peda- len terecht kunnen komen, waardoor de bestuurder deze niet meer goed kan be- dienen.
  • Pagina 253 OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (3/4) Plaats voor beker 8 Tassenhaak 9 Tassenhaak 10 Maximum gewicht per haak: 5 kg. Maximum gewicht per haak: 3 kg. Let op dat er geen harde, Laat geen spullen op de vloer zware of scherpe voorwerpen (bij de bestuurder) liggen.
  • Pagina 254 OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (4/4) Tafeltjes achter 11 Opbergruimte in middelste (afhankelijk van de auto) armsteun 14 (afhankelijk van de auto) Zet het tafeltje in de horizontale stand. Zet het deksel van de armsteun omhoog 12 Gebruik de tafeltjes 11 alleen als de auto door middel van de handgreep 13.
  • Pagina 255 ASBAK, AANSTEKER, ACCESSOIREAANSLUITING Asbak 1 Aansteker 3 Deze kan zich bevinden op een van de Als het contact aan staat, drukt u de aanste- plaatsen 2 of 4. ker 3 in. Zodra hij heet is komt hij met een klikje terug. Trek hem los. Plaats hem na ge- Openen: trek het deksel omhoog.
  • Pagina 256 HOOFDSTEUN ACHTER Verwijderen van de hoofdsteunen A of B Gebruiksstand van de hoofdsteun B De hoofdsteun in de onderste stand (afhankelijk van de auto) (stand C) is een opbergstand: als er een Zet de hoofdsteun geheel omhoog, druk passagier op de stoel zit, is deze stand niet daarna op de knop 1 en verwijder de hoofd- Trek de hoofdsteun zoveel mogelijk omhoog toegestaan.
  • Pagina 257 ACHTERBANK: gebruiksmogelijkheden Controleer na het terugkan- telen van de rugleuning of deze weer goed is vergrendeld. Als u stoelhoezen gebruikt, moet u opletten dat deze de vergrende- Rugleuning neerklappen Afhankelijk van het voertuig moet u, om de ling van de rugleuning niet belemmeren. achterbank C te ontgrendelen, tegelijk aan Let op de juiste stand van de autogor- Schuif de voorstoelen voldoende naar voren.
  • Pagina 258 FUNCTIONALITEIT VAN ZITPLAATSEN ACHTER: tweede rij (1/2) Voor het neerklappen van de stoel A of De stoel A of de bank B terugzetten de achterbank B – Laat de bank zakken tot hij vergrendelt; – Zet de voorstoelen naar voren; –...
  • Pagina 259 FUNCTIONALITEIT VAN ZITPLAATSEN ACHTER: tweede rij (2/2) Beperking voor het gebruik Wanneer op een van de achter- stoelen van de tweede rij een passagier zit, is het verboden om te rijden terwijl de andere stoel van de tweede rij neergeklapt is. Verwondingsgevaar.
  • Pagina 260 FUNCTIONALITEIT VAN ZITPLAATSEN ACHTER: derde rij (1/6) Let op dat de rugleuning van de stoel goed vergrendeld wordt. Verwijder indien nodig de be- lemmering aan de achterkant. Herhaal deze handelingen tot de stoel goed is vergrendeld. Toegang tot de achterstoelen van de derde rij –...
  • Pagina 261 FUNCTIONALITEIT VAN ZITPLAATSEN ACHTER: derde rij (2/6) Gebruiksbeperkingen Wanneer er een passagier op een stoel van de derde rij zit, is het niet toegestaan om te rijden met de rugleuning van een stoel van de tweede rij neergeklapt. De sticker A in de auto herinnert u hier- aan.
  • Pagina 262 FUNCTIONALITEIT VAN ZITPLAATSEN ACHTER: derde rij (3/6) Wegklappen van de stoelen Voor het vervoeren van grote voorwerpen kunnen de achterstoelen worden neerge- – Controleer of de autogordels goed in de klapt of verwijderd. haakjes 2 zitten; – zet de hoofdsteunen omlaag 3.36 ;...
  • Pagina 263 FUNCTIONALITEIT VAN ZITPLAATSEN ACHTER: derde rij (4/6) Er mogen geen mensen of dieren op de achterstoelen van de derde rij zitten als de baga- geafdekplaat niet verwijderd is. Terugplaatsen van de stoelen – Controleer of de autogordels goed in de haakjes 2 zitten;...
  • Pagina 264 FUNCTIONALITEIT VAN ZITPLAATSEN ACHTER: derde rij (5/6) De stoelen verwijderen – Ontgrendel de hendels 3, druk op het – ontgrendel de hendels 6; midden van de rugleuningen en klap ze – til de stoelen op om ze te verwijderen via –...
  • Pagina 265 FUNCTIONALITEIT VAN ZITPLAATSEN ACHTER: derde rij (6/6) De stoelen installeren – Ontgrendel de hendels 3 door op de bo- venkant van elke rugleuning te drukken – Controleer of de autogordels goed in de en zet de rugleuningen overeind; haakjes 2 zitten; –...
  • Pagina 266 BAGAGERUIMTE (1/2) Afhankelijk van de auto kan de achterklep Opmerking: Bij zeer koud weer werkt het Druk met de deuren ontgrendeld op de op diverse manieren worden bediend: automatisch openen mogelijk niet als de af- knop 3 en til de achterklep op om deze te –...
  • Pagina 267 BAGAGERUIMTE (2/2) Sluiten Met de hand Trek de achterklep omlaag, waarbij u ge- Van buitenaf bruik kunt maken van de handgreep 5 in de Steek de sleutel in het slot van de achter- klep, indien de auto ermee is uitgerust. klep 4, draai deze om en open de achter- klep.
  • Pagina 268 OPBERGRUIMTES, INDELING BAGAGERUIMTE (1/3) Losse bodemplaat 1 Tussenstand Opbergstand In vergrendelde stand kan dit worden ge- Op deze manier wordt het volume van de Stand vlakke vloer bruikt om toegang te krijgen tot het reserve- bagageruimte groter. wiel onder de vloer. Op deze manier kan de rugleuning van de –...
  • Pagina 269 OPBERGRUIMTES, INDELING BAGAGERUIMTE (2/3) Opmerking: – zorg er bij het monteren 6 van compo- nenten voor dat de mat van de bagage- ruimte 5 goed wordt geplaatst; – gebruik na het demonteren de opbergzak om de onderdelen in op te bergen 6. Indeling van de bagageruimte Gekantelde stand (afhankelijk van de auto)
  • Pagina 270 OPBERGRUIMTES, INDELING BAGAGERUIMTE (3/3) Bevestigingshaken De ankerpunten 7 of, afhankelijk van het voertuig 8, kunnen in de bagageruimte zwaarste voorwerpen worden gebruikt om de lading vast te zetten. plaatst u zo laag mogelijk op de laadvloer. Zet de lading indien mogelijk vast aan de beves- tigingshaken (indien aanwezig) op de vloer van de laadruimte.
  • Pagina 271 HOEDENPLANK Vijfdeurs uitvoering Vierdeurs uitvoering Til vervolgens de hoedenplank 2 iets op en trek hem naar u toe. Verwijderen Bij het terugplaatsen gaat u in omgekeerde volgorde te werk. Maak de twee koordjes 1 los (aan de kant van de achterklep). Zet geen bagage en vooral geen zware of harde voorwer- pen op de plaat 2 of 3.
  • Pagina 272 BAGAGE-AFDEKPLAAT Oprollen van de De bagage-afdekplaat Opbergen van de bagage- bagageafdekplaat 1 verwijderen/terugplaatsen afdekking Trek de bagage-afdekplaat 1 voorzichtig Duw de bagageafdekplaat naar rechts (be- U kunt de bagage-afdekplaat 1 direct op de naar u toe, terwijl u de uiteinden vasthoudt weging B) en til de linkerkant van het oprol- vloer opbergen.
  • Pagina 273 VOORWERPEN VERVOEREN IN DE BAGAGERUIMTE (1/2) Let er bij het vervoer op dat de voorwerpen met hun langste zijde steunen tegen ofwel: – de rugleuningen van de achterbank bij normale ladingen (voorbeeld A); – de voorstoelen wanneer de rugleunin- gen van de achterstoelen zijn neerge- klapt 3.37 (bijv.
  • Pagina 274 VOORWERPEN VERVOEREN IN DE BAGAGERUIMTE (2/2) zwaarste voorwerpen plaatst u zo laag mogelijk op de laadvloer. Zet de lading indien mogelijk vast aan de bevesti- gingspunten 1 (indien aanwezig) op de vloer van de laadruimte. De lading moet zo geplaatst zijn dat niets naar voren op de passagiers geslingerd kan worden als de bestuurder plotseling moet remmen.
  • Pagina 275 VERVOER VAN VOORWERPEN: Scheidingsnet Aanbrengen van het Aanbrengen van het Bij de auto’s die hiermee uitgerust zijn, ge- bruikt u het scheidingsnet bij het vervoeren scheidingsnet achter de scheidingsnet achter de van dieren of bagage, om deze af te schei- achterstoelen van de tweede rij voorstoelen den van de passagiers.
  • Pagina 276 VERVOER VAN VOORWERPEN: trekken, trekhaak Toegestane kogeldruk, maximaal toe- gelaten massa’s met geremde en on- geremde aanhangwagens: 6.10 . Vierdeursuitvoering: A = 1053 mm maximum Keuze en monteren van een trekhaak Vijfdeursuitvoering: Maximale massa van de trekhaak: 23 kg. A = 790 mm maximum Break-uitvoering: Het is niet toegestaan een mechani- A = 944 mm maximum...
  • Pagina 277 DAKDRAGERS (1/4) Modulaire dakdragers – zet de dragers hoger 3 en 4 en plaats ze dwars 5. U doet dit door de drager 3 Als het voertuig ermee is uitgerust, kunt u (beweging B) in de voorste stand en de met dit apparaat de dakdragers in lengte- drager 4 (beweging C) in de achterste richting of dwarsstand plaatsen.
  • Pagina 278 DAKDRAGERS (2/4) – gebruik het 7 gereedschap om de bouten aan te halen 2: markeringen D en E op het gereedschap moeten niet samenval- len (markering 8); – haal de bouten 2 zover mogelijk aan met Het is streng verboden de dakdragers Dakdragers in de dwarsstand behulp van het gereedschap 7 totdat dwars te hebben staan (stand voor het...
  • Pagina 279 DAKDRAGERS (3/4) Wanneer u de dragers niet in dwarsge- plaatst gebruikt, plaatst u de dragers in de lengterichting om het brandstofver- bruik te optimaliseren en rijwind te voor- komen. Neem in geval van verlies contact op met een erkende dealer voor de bouten 2 en gereedschap 7.
  • Pagina 280 DAKDRAGERS (4/4) Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik Gebruik van de achterklep Controleer voor het gebruik van de achter- klep, de voorwerpen en/of accessoires (fiet- sendrager, dakkoffer, enz.) op de dakdra- gers: deze moeten op de juiste wijze zijn be- vestigd en goed vastzitten en mogen de be- weging van de achterklep niet hinderen.
  • Pagina 281 Hoofdstuk 4: Onderhoud Motorkap ................Oliepeil van de motor: algemeen .
  • Pagina 282 MOTORKAP (1/2) Let op bij werkzaamheden dicht bij de motor, deze kan nog warm zijn. Bovendien kan de ventilateurmotor on- verwacht gaan draaien. Het waarschu-  wingslampje in de motorruimte herinnert u hieraan. Risico van verwonding. Motorkap openen Om de motorkap te openen, opent u een portier en trek u aan de 1-hendel aan de lin- Controleer bij werkzaamheden Til de motorkap op en maak de steun 6 los...
  • Pagina 283 MOTORKAP (2/2) Controleer de vergrendeling van de kap. Controleer of er niets de ver- grendeling belemmert (steen- tje, doek enz.). Schakel altijd de functie Stop and Start uit voordat u werk- zaamheden in de motorruimte uitvoert. Controleer na werkzaamheden onder de motorruimte, altijd of Bij een botsing, zelfs een lichte, er niets is vergeten (lap, ge- tegen de grille of de motorkap...
  • Pagina 284 OLIEPEIL VAN DE MOTOR: algemeen Iedere motor verbruikt wat olie voor het Gebruik een trechter of be- smeren en koelen van de bewegende delen scherm het gedeelte rond te in de motor. Het is daarom normaal dat u vulopening om te voorkomen tussen twee onderhoudsbeurten olie moet dat er motorolie op een warm bijvullen.
  • Pagina 285 OLIEPEIL VAN DE MOTOR: (bij)vullen, aftappen (1/3) (Bij)vullen – Draai de dop 1 los; – vul bij (afhankelijk van de motor is het De auto moet horizontaal staan en de motor verschil tussen het hoogste en het laag- moet koud zijn (bijvoorbeeld voordat u ‘s ste peil op de peilstaaf 2 ongeveer 1,5 tot morgens wegrijdt).
  • Pagina 286 OLIEPEIL VAN DE MOTOR: (bij)vullen, aftappen (2/3) Motorolie verversen Olie bijvullen of oliepeil con- Interval: raadpleeg het onderhoudsdocu- troleren: wees voorzichtig bij ment van uw auto. het bijvullen of controleren van het oliepeil; zorg dat er geen Inhoud bij verversen olie op de motoronderdelen druppelt.
  • Pagina 287 OLIEPEIL VAN DE MOTOR: (bij)vullen, aftappen (3/3) Schakel altijd de functie Stop and Start uit voordat u werk- zaamheden in de motorruimte uitvoert. Laat de motor nooit in een af- gesloten ruimte draaien: uit- laatgassen zijn giftig. Let op bij werkzaamheden dicht bij de motor, deze kan nog warm zijn.
  • Pagina 288 PEILEN (1/3) Peil Bijvullen Na werkzaamheden aan het hydraulische Het peil daalt normaal tegelijk met de slijtage circuit moet de remvloeistof worden vervan- van de remvoeringen maar mag nooit onder gen door een deskundige. het merkteken “MINI“ komen dat op het Gebruik hiervoor uitsluitend door onze tech- remvloeistofreservoir 1 aangegeven is.
  • Pagina 289 PEILEN (2/3) Regelmatige controle van het peil Controleer regelmatig het peil van de koelvloeistof. De motor kan ernstig be- schadigd worden door een gebrek aan koel- vloeistof. Vul uitsluitend bij met door onze technische dienst goedgekeurde producten die zorgen voor: –...
  • Pagina 290 PEILEN (3/3) Vloeistof: speciaal product voor ruiten- sproeiers (in de winter speciale antivries). Sproeiers: De sproeiers van de voorruit kunt u met een naald in de juiste stand rich- ten. Schakel altijd de functie Stop and Start uit voordat u werk- zaamheden in de motorruimte uitvoert.
  • Pagina 291 FILTERS Het vervangen van de filters (luchtfilter, inte- rieurfilter, brandstoffilter) maakt deel uit van het onderhoudsprogramma van uw auto. Interval voor het vervangen van de fil- ters: raadpleeg het onderhoudsdocument van uw auto. Interieurfilter Als uw auto niet standaard uitgerust is met een interieurfilter, is het mogelijk er een later te installeren.
  • Pagina 292 BANDENSPANNING (1/2) Auto met waarschuwing bij verlies van bandenspanning Bij een te lage bandenspanning (lekken, te lage bandenspanning enz.) verschijnt het  waarschuwingslampje op het instru- mentenpaneel. 2.32 . Sticker A De aanwezigheid en de plaats van de infor- matie op de sticker zijn afhankelijk van de Open het bestuurdersportier om het te lezen.
  • Pagina 293 BANDENSPANNING (2/2) De veiligheid van de banden en de mon- tagevoorschriften van de ketting: voor in- formatie over het onderhoud en, afhankelijk van de uitvoering van de auto, het gebruik van sneeuwkettingen. 5.14 . Voor uw veiligheid en voor de naleving van de geldende we- tgeving.
  • Pagina 294 ACCU (1/2) Afhankelijk van de auto, controleert een systeem continu de capaciteit van de accu. Als deze afneemt, verschijnt het bericht “Spaarstand accu” op het instrumenten- paneel, gevolgd door “Accu zwak start de motor”. Start in dat geval de motor, rijd met de auto of wacht tot de melding van het in- strumentenpaneel verdwijnt.
  • Pagina 295 ACCU (2/2) Vervangen van het batterijtje Teneinde uw veiligheid en een goede werking van de elektri- sche uitrustingen van de auto te waarborgen (lampen, ruiten- wisser, rembekrachtiging), moet elk on- derhoud aan de accu (demontering, los- koppeling...) verplicht worden uitgevoerd door een gespecialiseerd vakman.
  • Pagina 296 ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (1/3) Een goed onderhouden auto gaat langer Wat u moet doen Houd rekening met lokale voorschriften mee. Daarom wordt aangeraden de buiten- inzake het wassen van een auto (bv. niet op Was uw auto regelmatig, met de motor uit, kant van de auto regelmatig te onderhou- de openbare weg).
  • Pagina 297 ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (2/3) Wat u niet moet doen De auto wassen in felle zon of als het vriest. Ontvetten of reinigen met behulp van een hoge- Vuil of insectenresten wegkrabben, zonder drukreiniger of sproeipro- ze eerst met water los te weken. ducten die niet door onze De auto verwaarlozen zodat vuil zich kan technische dienst zijn goed-...
  • Pagina 298 ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (3/3) Bijzonderheid van auto’s met Rijden door een wasstraat Reinigen van de koplampen, matte lak de opname-elementen en de Zet de schakelaar van de ruitenwisser terug camera’s in de ruststand. 1.110 . Controleer de be- Voor dit type lak moeten bepaalde voor- vestiging van de uitrusting aan de buiten- zorgsmaatregelen worden genomen.
  • Pagina 299 ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (1/2) Een goed onderhouden auto gaat langer Ruiten van instrumenten Textiel (stoelen, mee. Daarom wordt aangeraden de binnen- (bv. van het dashboard, het klokje, de bui- deurbekleding ...) kant van de auto regelmatig te onderhou- tenthermometer, het radiopaneel ...) Stofzuig het textiel regelmatig.
  • Pagina 300 ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (2/2) Verwijderen/terugplaatsen Wat u niet moet doen van oorspronkelijk in de auto Plaats geen voorwerpen zoals deodorant, aangebrachte afneembare parfum, enz. bij de ventilatieroosters; deze uitrusting kunnen de bekleding van het dashboard aantasten. Als u afneembare uitrusting moet verwijde- ren om het interieur schoon te maken (bij- voorbeeld matten), moet u altijd zorgen dat u ze correct en aan de goede kant terug-...
  • Pagina 301 Hoofdstuk 5: Praktische tips Lekke band, reservewiel ..............Pompset voor de banden .
  • Pagina 302 LEKKE BAND, RESERVEWIEL (1/3) In geval van een lekke band Ga als volgt te werk om het wiel 3 op te bergen in het subframe: Afhankelijk van de auto hebt u de beschik- – Plaats de lekke band in het subframe 4; king over een reservewiel of een bandenop- pompset.
  • Pagina 303 LEKKE BAND, RESERVEWIEL (2/3) Vijfdeursuitvoering Om erbij te kunnen komen: – open de bagageruimte; – verwijder de bagageafdekking of vouw deze helemaal terug; – plaats, afhankelijk van de auto, de losse bodemplaat in de tussenstand 3.48 ; – zet, afhankelijk van de auto, de mat van de bagageruimte in verticale positie tegen de teruggevouwen bagageafdek- plaat;...
  • Pagina 304 LEKKE BAND, RESERVEWIEL (3/3) Laat het reservewiel regelmatig door uw dealer controleren. Na verloop van tijd kan het door veroudering onbruikbaar worden. Auto met een reservewiel dat afwijkt van de andere vier wielen: – Monteer nooit meer dan één reservewiel op een auto. –...
  • Pagina 305 POMPSET VOOR DE BANDEN (1/4) Gebruik de pompset niet als de De set is uitsluitend bestemd band beschadigd is door het en goedgekeurd voor het op- rijden met een lekke band. pompen van banden van een auto die met deze set uitgerust Controleer dus zorgvuldig de zijkant van de banden voor het repare- ren.
  • Pagina 306 POMPSET VOOR DE BANDEN (2/4) Auto met waarschuwing bij verlies van Opmerking: terwijl de fles leegloopt (on- bandenspanning geveer 30 seconden), geeft de manome- Bij een te lage bandenspanning (lekken, te ter 1 kort een druk tot 6 bar aan, daarna lage bandenspanning enz.) verschijnt het daalt de spanning.
  • Pagina 307 POMPSET VOOR DE BANDEN (3/4) – Plak het etiket met de rijvoorschriften (onderaan op de fles) op een voor de bestuurder zichtbare plaats op het dash- board. – Berg de set op. – Als de band na de eerste keer oppompen nog steeds lek is, moet er worden gere- den om het gat te vullen.
  • Pagina 308 POMPSET VOOR DE BANDEN (4/4) Voorzorgsmaatregel bij het gebruik van de set de set mag niet langer dan 15 minuten aan- eengesloten gebruikt worden. De fles moet na het eerste gebruik worden vervangen, ook al zit er nog vloeistof in. QR code “Pompset voor de banden”...
  • Pagina 309 GEREEDSCHAP (1/2) Laat nooit gereedschap in de auto rondslingeren. Dit is ge- vaarlijk als u plotseling moet Toegang tot het gereedschap remmen. Let op dat het gereed- De aanwezigheid van gereedschappen is af- schap na gebruik in hun houders wordt hankelijk van de auto.
  • Pagina 310 GEREEDSCHAP (2/2) Wieldop gereedschap2 Sleepoog 3 Voor het verwijderen van de wieldoppen. 5.50 Wielmoersleutel 4 Hiermee draait u de wielbouten en het sleepoog 3 los en zet u deze weer vast. 5.10...
  • Pagina 311 WIELDOPPEN, VELGEN Centrale wieldop met zichtbare Centrale wieldop met Wieldop met zichtbare wielbouten onzichtbare wielbouten wielbouten (wieldop model 1) (wieldop model 4) (wieldop model 6) Verwijder deze met behulp van wieldopsleu- De bouten zijn rechtstreeks toegankelijk. Verwijder deze met behulp van de wieldop- tel 2, door de sleutel in de uitsparing van het sleutel 2, door de sleutel in de hiervoor be- ventiel 5 te plaatsen.
  • Pagina 312 VERWISSELEN VAN EEN WIEL (1/2) Auto met krik en wielmoersleutel Houd de krik 2 horizontaal. De kop van de krik moet in lijn liggen met de dorpel die het Verwijder de wieldop (indien van toepas- dichtst bij het betrokken wiel zit, zoals aan- sing).
  • Pagina 313 VERWISSELEN VAN EEN WIEL (2/2) Draai de wielbouten geheel los en neem het Auto met waarschuwing bij verlies van wiel van de naaf. bandenspanning Plaats het reservewiel op de naaf en draai Bij een te lage bandenspanning (lekken, te het wiel rond tot de gaten voor de wielbouten lage bandenspanning enz.) verschijnt het samenvallen.
  • Pagina 314 BANDEN (1/3) Veiligheid van de banden - Als het loopvlak van een band tot aan deze stiften is weggesleten, worden de stiften wielen zichtbaar 2: het is dan nodig om deze band De banden vormen de enige verbinding te vervangen omdat er dan nog slechts 1,6 tussen de auto en het wegdek, het is daarom mm profiel overblijft waardoor de band van het grootste belang dat zij in goede staat...
  • Pagina 315 BANDEN (2/3) Bandenspanning Controleer de spanning bij koude banden, Auto met waarschuwing bij verlies van houd geen rekening met een hogere waarde bandenspanning Houd u aan de bandenspanningen (inclusief bij warm weer of na een snel gereden rit. Bij een te lage bandenspanning (lekkage, het reservewiel), controleer de bandenspan- Als u de bandenspanning niet bij koude niet goed opgepompt, enz.) verschijnt het...
  • Pagina 316 BANDEN (3/3) Vervangen van de banden De banden in de winter Winterbanden Indien u speciale “winterbanden” laat mon- teren, raden wij u aan deze banden op alle Sneeuwkettingen vier wielen te monteren. Sneeuwkettingen mogen uitsluitend rond Let op: deze banden hebben soms een de voorwielen worden gelegd.
  • Pagina 317 LAMPEN VOOR: vervangen van een lamp (1/5) Richtingaanwijzers 2 Dagrijverlichting/ U kunt de hierna beschreven lampen ver- vangen. Wij raden u echter aan ze door markeringslichten, grootlicht 3 Draai de lamphouder 5 een kwart slag om bij een merkdealer te laten vervangen als het de lamp te komen.
  • Pagina 318 LAMPEN VOOR: vervangen van een lamp (2/5) Gebruik uitsluitend anti-U.V. 55/15W lampen om de plastic ruit van de koplampen niet te beschadigen. Noteer vóór de demontage de juiste stand van de lamp, om het weer correct te kunnen monteren. Vergeet niet, na het vervangen van de lamp, de kap terug te plaatsen.
  • Pagina 319 LAMPEN VOOR: vervangen van een lamp (3/5) Grootlichten 8 Richtingaanwijzers 9 U kunt de hierna beschreven lampen ver- vangen. Wij raden u echter aan ze door Draai de lamphouder 13 een kwart slag om Verwijder de kap C. een merkdealer te laten vervangen als het bij de lamp te komen.
  • Pagina 320 LAMPEN VOOR: vervangen van een lamp (4/5) Grootlichten 15 U kunt de hierna beschreven lampen ver- Noteer vóór de demontage de juiste stand vangen. Wij raden u echter aan ze door van de lamp, om het weer correct te kunnen Verwijder de kap E.
  • Pagina 321 LAMPEN VOOR: vervangen van een lamp (5/5) Mistlichten voor 20 Raadpleeg een merkdealer. Lamptype: H16LL. Extra lampen Vraag uw merkdealer om advies als u mist- lichten op uw auto wilt monteren. Wijzig niet zelf de bedrading van de auto want door een ver- LED dagrijverlichting en Zorg dat u altijd een doos met reserve- keerde aansluiting kan de elek-...
  • Pagina 322 ACHTERLICHTEN EN MARKERINGSLICHTEN: lampen vervangen (1/11) Vierdeursuitvoeringen Trek aan de lipjes 2 om de lamphouders los 3 Markeringslicht te klikken. Lamptype 3: W5W. Zijlichten/remlichten, richtingaanwijzers Ga bij het monteren te werk in omgekeerde 4 Markerings-/remlicht en achteruitrijlichten volgorde en let op dat de bedrading niet Lamptype 4: P21/5W.
  • Pagina 323 ACHTERLICHTEN EN MARKERINGSLICHTEN: lampen vervangen (2/11) Vierdeursuitvoeringen Trek aan de lipjes 8 om de lamphouders los 9 Remlicht of, afhankelijk van de auto, te klikken. markeringslicht/remlicht (vervolg) Ga bij het monteren te werk in omgekeerde Lamptype 9: P21/5W. Zijlichten/remlichten, richtingaanwijzers volgorde en let op dat de bedrading niet 10 LED markeringslicht en achteruitrijlichten...
  • Pagina 324 ACHTERLICHTEN EN MARKERINGSLICHTEN: lampen vervangen (3/11) Mistachterlicht 13 Derde remlicht 14 Raadpleeg een merkdealer aangezien de De lamp 15 van het derde remlicht 14 is toe- schildbumper achteraan gedemonteerd gankelijk via de bagageruimte. moet worden. Lamptype 15: W16W. Lamptype 13: P21W. De lampen staan onder druk en kunnen openbarsten bij het Zorg dat u altijd een doos met reserve-...
  • Pagina 325 ACHTERLICHTEN EN MARKERINGSLICHTEN: lampen vervangen (4/11) Vijfdeursuitvoering Trek aan de lipjes 17 om de lamphouders 18 Markeringslicht los te klikken. Lamptype 18: W5W. Zijlichten/remlichten, richtingaanwijzers Ga bij het monteren te werk in omgekeerde 19 Markerings-/remlicht en achteruitrijlichten volgorde en let op dat de bedrading niet Lamptype 19: P21/5W.
  • Pagina 326 ACHTERLICHTEN EN MARKERINGSLICHTEN: lampen vervangen (5/11) Derde remlicht 22 Ga naar de lamp 23. Gebruik een platte schroevendraaier of een Lamptype 23: W16W. vergelijkbaar gereedschap om het remlicht Zet het remlicht op de spoiler om het terug voorzichtig los te maken 22 terwijl u op het te plaatsen.
  • Pagina 327 ACHTERLICHTEN EN MARKERINGSLICHTEN: lampen vervangen (6/11) Bij het monteren Ga bij het monteren te werk in omgekeerde volgorde en let op dat de bedrading niet wordt beschadigd. Controleer na het terugplaatsen van de lamp of deze goed is vergrendeld. Vanwege de moeilijke bereikbaarheid raden wij aan deze lampen te laten vervangen door een erkende dealer.
  • Pagina 328 ACHTERLICHTEN EN MARKERINGSLICHTEN: lampen vervangen (7/11) Break uitvoering Maak de bouten los 25 en 26 (met behulp van een schroevendraaier of soortgelijk ge- reedschap), verwijder vervolgens de achter- Zijlichten/mistlampen, lichten vanaf de buitenkant van de auto. richtingaanwijzers, remlichten en achteruitrijlichten (afhankelijk van de auto) Open de achterklep en verwijder afdekkin- gen D en E.
  • Pagina 329 ACHTERLICHTEN EN MARKERINGSLICHTEN: lampen vervangen (8/11) Zijlichten/mistlampen, 28 Richtingaanwijzer richtingaanwijzers, remlichten en Lamptype 28: P21W. achteruitrijlichten 29 Remlichten (vervolg) Lamptype 29: P21W. Trek aan de lipjes 27 om de lamphouders los te klikken. 30 Markeringslicht Bij het monteren gaat u in omgekeerde volg- Lamptype 30: P21/5W.
  • Pagina 330 ACHTERLICHTEN EN MARKERINGSLICHTEN: lampen vervangen (9/11) Derde remlicht 33 Ga naar de lamp 34. Gebruik een platte schroevendraaier of een Lamptype 34: W16W. vergelijkbaar gereedschap om het remlicht Zet het remlicht op de spoiler om het terug voorzichtig los te maken 33 terwijl u op het te plaatsen.
  • Pagina 331 ACHTERLICHTEN EN MARKERINGSLICHTEN: lampen vervangen (10/11) Estate-versie 4-deurs en 5-deurs Kentekenverlichting 37 Maak het lamphuis 37 los door het lipje 35 met behulp van een platte schroevendraaier in te drukken. Zorg dat u altijd een doos met reserve- Verwijder de lichtkap 36 en trek de lamp uit lampen en -zekeringen in de auto heeft, het lamphuis 38.
  • Pagina 332 ACHTERLICHTEN EN MARKERINGSLICHTEN: lampen vervangen (11/11) Zijknipperlichten 39 Wip het zijknipperlicht 39 los met behulp van een platte schroevendraaier bij I om het zij- knipperlicht naar buiten te kantelen. Draai de lamphouder 40 een kwart slag (be- weging J) en verwijder de lamp 41 (bewe- ging K).
  • Pagina 333 BINNENVERLICHTING: lampen vervangen (1/6) Plafondverlichting voor 1 Bij het monteren – Klem de lichtkap 2 op de lamphouder 3; – Maak de lichtkap los 2 met een platte schroevendraaier, in de stand A; – klik de interieurverlichting erin 1 totdat het geheel vastklikt;...
  • Pagina 334 BINNENVERLICHTING: lampen vervangen (2/6) Kaartleeslampjes voorin 6 Bij het monteren (afhankelijk van de auto) – Klem de lichtkap 7 op de lamphouder 8; – Maak de lichtkap los 7 met een platte – klik het leeslampjesblok erin 6 totdat het schroevendraaier, in de stand B;...
  • Pagina 335 BINNENVERLICHTING: lampen vervangen (3/6) Leeslampje achter 11 Bij het monteren (afhankelijk van de auto) – Klem de lichtkap 12 op de lamphou- der 13; – Maak de lichtkap los 12 met een platte schroevendraaier, in de stand C; – klik het leeslampjesblok erin 11 totdat het geheel vastklikt;...
  • Pagina 336 BINNENVERLICHTING: lampen vervangen (4/6) Binnenlicht achter 16 Bij het monteren (afhankelijk van de auto) – Klem de lichtkap 17 op de lamphou- der 18; – Maak de lichtkap los 17 met een platte schroevendraaier, in de stand D; – klik op achterlichtunit 16 totdat u de klik hoort;...
  • Pagina 337 BINNENVERLICHTING: lampen vervangen (5/6) Binnenlicht achter 21 Verlichting dashboardkastje 22 (afhankelijk van de auto) (afhankelijk van de auto) Maak het binnenlicht achter 21 los met een Maak de lamp 22 los door op het lipje 23 platte schroefdraaier of iets dergelijks, door te drukken met een plat voorwerp, bijv.
  • Pagina 338 BINNENVERLICHTING: lampen vervangen (6/6) Verlichting bagageruimte 24 Maak het binnenlicht 24 los met behulp van een platte schroevendraaier door op het lipje 25 te drukken om het binnenlicht naar de binnenkant van de bagageruimte te kan- telen. Maak de stekker los. Maak de kap 26 los om bij de lamp 27 te kunnen komen.
  • Pagina 339 ZEKERINGEN (1/3) Zekeringkastje Tangetje 3 Controleer de staat van de zekeringen als Trek de zekering los met behulp van het een elektrisch apparaat niet werkt. tangetje 3, dat zich op de achterkant van klep A of B bevindt. Maak de klep A los met behulp van de groef 1 of, afhankelijk van de auto, maak de U kunt de zekering uit het tangetje schuiven.
  • Pagina 340 ZEKERINGEN (2/3) De LPG-zekering in het zekeringkastje A of B LPG-zekering: stroomonderbreking LPG- motor of stroomonderbreking LPG-motor en brandstof. Zekeringen C en D in de motorruimte Bepaalde functies worden beschermd door zekeringen in de eenheden C en D van de motorruimte.
  • Pagina 341 ZEKERINGEN (3/3) Bestemming van de zekeringen (de aanwezigheid van de zekeringen hangt van het uitrustingsniveau van de auto af) Symbool Bestemming Ì Geluidssignaal  Ruitbediening voor, elektrische ruiten voor  Elektrische ruitbediening achter × Remlichten, UCH  Binnenlicht, verlichting bagageruimte î...
  • Pagina 342 AFSTANDSBEDIENING: accu (1/2) storingen Als de accu om een juiste werking te kunnen garanderen, kunt u nog steeds de auto star- ten en vergrendelen/ontgrendelen 1.13 . Vervangen van het batterijtje Opmerking: zorg dat u het elektronisch cir- cuit niet aanraakt bij het vervangen van de Open het deksel via gleuf 1 met behulp van accu.
  • Pagina 343 AFSTANDSBEDIENING: accu (2/2) Voorzorgen met betrekking tot batterijen: – Houd (nieuwe of oude) batterijen buiten het bereik van kinderen. – batterijen niet inslikken; Risico van chemische brandwon- den die dodelijk kunnen zijn. – Indien er batterijtjes zijn ingeslikt of in het lichaam ingebracht, moet zo snel mogelijk een arts worden geraad- pleegd.
  • Pagina 344 KAART: batterij (1/2) storingen Als de accu om een juiste werking te kunnen garanderen, kunt u nog steeds de auto star- ten en vergrendelen/ontgrendelen 1.13 . Bij het vervangen: – Controleer of de batterijtjes goed zijn geplaatst. Vervangen van het batterijtje Ga bij het monteren te werk in omgekeerde volgorde, druk daarna vier keer, in de nabij- Risico van explosie.
  • Pagina 345 KAART: batterij (2/2) Voorzorgen met betrekking tot batterijen: – Houd (nieuwe of oude) bat- terijen buiten het bereik van kinderen. – batterijen niet inslikken; Risico van chemische brandwon- den die dodelijk kunnen zijn. – Indien er batterijtjes zijn ingeslikt of in het lichaam ingebracht, moet zo snel mogelijk een arts worden geraad- pleegd.
  • Pagina 346 ACCU: storing (1/2) Om vonkvorming te voorkomen: Aansluiting van een acculader – Controleer of alle stroomverbruikers (bin- De acculader moet geschikt zijn voor een nenlichten, enz.) zijn uitgeschakeld voor- accu met een nominale spanning van dat u de accuklemmen losmaakt of aan- 12 volt.
  • Pagina 347 ACCU: storing (2/2) Starten met starthulpkabels Als u voor het starten de accu van een andere auto moet gebruiken, koop dan de startkabels (met groot oppervlak) bij een merkdealer of controleer, als u reeds start- kabels heeft, of deze in goede staat verke- ren.
  • Pagina 348 RUITENWISSERBLADEN: vervanging (1/2) Ruitenwisserbladen voorruit 2 Bij het monteren vervangen Om het ruitenwisserblad 2 terug te plaats- Zet de ruitenwissers in de onderhouds- ten, klemt u deze in de houder in de arm 3 stand B voordat u ze vervangt. tot u een klik hoort.
  • Pagina 349 RUITENWISSERBLADEN: vervanging (2/2) Bij het monteren Monteer het ruitenwisserblad in omgekee- rde volgorde van losmaken. Controleer of het blad goed is vergrendeld. – Controleer als het vriest, voordat u wegrijdt, of de ruiten- wisserbladen niet aan de ruit zijn vastgevroren. De wisser- motor kan hierdoor te warm worden.
  • Pagina 350 SLEPEN: pech (1/3) Plaats vóór u gaat slepen de versnellings- Houd u altijd aan de wettelijke bepalingen bak altijd in de stand Neutraal (stand N bij inzake het slepen. Als u de sleepauto be- auto's uitgerust met een automatische trans- stuurt, let dan op het toegestane sleepge- missie), ontgrendel de stuurkolom en zet wicht voor uw auto.
  • Pagina 351 SLEPEN: pech (2/3) Zorg ervoor dat het sleepoog correct met bouten is beves- tigd. Risico om het gesleepte object te verliezen. – Gebruik een starre sleep- stang. Indien u een touw of kabel gebruikt bij het slepen (als dit wettelijk toegestaan is), moet de auto die gesleept wordt nog Toegang tot de sleeppunten Gebruik uitsluitend de sleeppunten...
  • Pagina 352 SLEPEN: pech (3/3) Bij stilstaande motor werken de stuur- en rembekrachtiging niet meer. Laat nooit gereedschap in de auto rondslingeren. Dit is ge- vaarlijk als u plotseling moet remmen. Toegang tot de sleeppunten Zet de sleephaak 4 helemaal vast: eerst zo ver mogelijk met de hand en vervolgens (vervolg) met de wielsleutel tot hij vergrendelt.
  • Pagina 353 RADIO INBOUWEN Als uw auto geen radio heeft, is deze wel hiervoor voorbereid met plaatsen voor: – luidsprekers voor, 1 en 2; – luidsprekers achter 3. Raadpleeg een merkdealer voor het instal- leren van uitrusting. – Volg altijd nauwgezet de inbouwvoorschriften van de uitrusting op. –...
  • Pagina 354 ACCESSOIRES Elektrische en elektronische accessoires Controleer vóór het installeren van een dergelijk accessoire (bij zenders/ontvangers vooral: frequentieband, vermogen, plaats van de antenne enz.) of dat geschikt is voor uw auto. Vraag advies aan een merkdealer. Sluit alleen accessoires aan met een vermogen van maximaal 120 watt. Risico van brand. Als verschillende accessoireaansluitin- gen tegelijk worden gebruikt, mag het totale vermogen van de aangesloten accessoires niet meer zijn dan 180 watt.
  • Pagina 355 STORINGEN (1/8) Gebruik van de kaart MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De kaart kan geen portieren ontgrendelen Batterij van de card leeg. Vervang de batterij. U kunt nog steeds uw auto of vergrendelen. vergrendelen/ontgrendelen en starten. 1.13 2.3 of 2.5 . Gebruik van apparaten die op dezelfde Gebruik deze apparaten niet langer of gebruik frequentie als de card werken (mobiele te-...
  • Pagina 356 STORINGEN (2/8) Onderstaande aanwijzingen helpen u eventuele storingen snel, maar voorlopig, te verhelpen. Laat de auto echter wel zo spoedig mo- gelijk door een merkdealer nakijken. Gebruik van de kaart MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De kaart kan geen portieren ontgrendelen Desynchronisatie van de kaart.
  • Pagina 357 STORINGEN (3/8) Onderstaande aanwijzingen helpen u eventuele storingen snel, maar voorlopig, te verhelpen. Laat de auto echter wel zo spoedig mo- gelijk door een merkdealer nakijken. Gebruik van de afstandsbediening MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De afstandsbediening werkt niet voor het Batterij van de afstandsbediening leeg.
  • Pagina 358 STORINGEN (4/8) U schakelt de startmotor in MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De controlelampjes op het instrumentenpa- Accuklemmen niet goed vastgezet, Vastzetten, aansluiten of reinigen indien geoxideerd. neel gaan zwakker of niet branden, de start- los of geoxideerd. motor draait niet. Accu ontladen of defect.
  • Pagina 359 STORINGEN (5/8) Tijdens het rijden MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN Trillingen. Banden te zacht, beschadigd of uit balans. Controleer de bandenspanning, als deze goed is, laat dan de banden door een merkdealer na- kijken. Witte rook uit de uitlaat. Bij een dieselmotor hoeft dit geen storing 2.15 .
  • Pagina 360 STORINGEN (6/8) Tijdens het rijden MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN Het sturen gaat zwaar. Oververhitting van de bekrachtiging. Rijd voorzichtig bij lage snelheid, let op de kracht die u moet zetten op het stuurwiel om de wielen te draaien. Probleem met de elektrische bekrachti- Raadpleeg een merkdealer.
  • Pagina 361 STORINGEN (7/8) Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN De ruitenwisser werkt niet. Ruitenwisserbladen kleven. Maak de wisserbladen los van de ruit. Elektrische installatie defect. Raadpleeg een merkdealer. Zekering beschadigd. Vervang de zekering of laat deze vervangen. 5.39 . De ruitenwisser stopt niet. Elektrische verstelling defect.
  • Pagina 362 STORINGEN (8/8) Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN Condens in de koplampen of achterlich- Condens is een normaal verschijnsel dat ten. door variaties in temperatuur en vochtig- heid kan worden veroorzaakt. In dat geval verdwijnen de sporen geleide- lijk aan als de lichten branden. Het waarschuwingslampje van het niet Een voorwerp tussen de vloer en de stoel Verwijder elk voorwerp onder de stoelen voo-...
  • Pagina 363 Hoofdstuk 6: Technische gegevens Identificatieplaatjes auto ..............Technische informatie voor de hulpdiensten .
  • Pagina 364 IDENTIFICATIEPLAATJES AUTO De gegevens op het constructeursplaatje 4 MMAC (Max. toegelaten totaalmassa) moeten bij eventuele klachten en bij het 5 MTR (Maximaal toegelaten trein- bestellen van onderdelen altijd worden massa: auto met aanhanger). vermeld. 6 MMTA (Max. toegelaten massa) geme- ten onder de vooras.
  • Pagina 365 TECHNISCHE INFORMATIE VOOR DE HULPDIENSTEN De QR Code op het label A geeft hulpverle- ners via een tablet of smartphone direct toe- gang tot de technische voertuiginformatie die ze nodig hebben bij een ongeval. Zorg dat het label A altijd aanwezig en zicht- baar is, zowel op de voorruit als de achter- ruit.
  • Pagina 366 MOTOR-ID De motoridentificatiegegevens in zone A moeten bij correspondentie en bij het be- stellen van onderdelen altijd worden ver- meld. (de plaats is afhankelijk van het motortype) 1 Type van de motor. 2 Indicenummer van de motor. 3 Serienummer van de motor.
  • Pagina 367 AFMETINGEN (in meter) (1/3) 1,536 0,819 2,649 0,928 1,526 (1) 4,396 2,007** tot 1,848*** 1,501* 1,530 (1) Afhankelijk van de auto 1,520 (1) * Onbelast ** met uitgeklapte buitenspiegels *** met ingeklapte buitenspiegels...
  • Pagina 368 AFMETINGEN (in meter) (2/3) 0,819 1,533 0,665 2,604 0,830 (1) 1,520 (1) 4,088 4,099 (1) 2,007*** tot 1,848**** 1,499* 1,535 - 1,587** (1) Afhankelijk van de auto 1,519 * Onbelast 1,509 (1) ** Onbelast, met of zonder dakdragers *** met uitgeklapte buitenspiegels **** met ingeklapte buitenspiegels...
  • Pagina 369 AFMETINGEN (in meter) (3/3) 0,819 0,830 2,898 1,520 2,007*** tot 1,848**** 4,547 1,674* 1,690** 1,520 * Onbelast ** Onbelast, met antenne *** met uitgeklapte buitenspiegels **** met ingeklapte buitenspiegels...
  • Pagina 370 MOTORGEGEVENS (1/2) Uitvoeringen 1.0 12V 1.0 TCe 1.5 dCi Type van de motor H4Dt K9K Turbo (zie motorplaatje) Cilinderinhoud (cm³) 1 461 Dieselolie Benzine De sticker in de tankdopklep geeft aan welke Soort brandstof brandstoffen toegestaan zijn. Ongelode benzine met het voorgeschreven octaangetal Octaangetal zoals aangegeven op de sticker in de tankdopklep.
  • Pagina 371 MOTORGEGEVENS (2/2) Uitvoeringen 1.0 12V 1.0 TCe 1.5 dCi Type van de motor H4Dt (zie motorplaatje) Cilinderinhoud (cm³) 1 461 Dieselbrandstof die voldoet aan de norm EN 590 bevat tot 7% methylesther vetzuur. Loodvrije benzine die vol- doet aan de norm EN 228 bevat tot 5% ethanol.
  • Pagina 372 MASSA’S (in kg) (1/3) De aangegeven gewichten zijn van de basisuitvoering zonder opties: zij variëren naargelang de uitrusting van uw auto. Raadpleeg een erkende dealer. Vierdeursuitvoeringen Max. toegelaten totaalmassa (MMAC) Gewichten aangeduid op het constructeursplaatje. Max. toegelaten massa (MMTA) Max. toegelaten treinmassa (MTR) Massa aanhanger geremd* wordt verkregen door berekening: MTR - MMAC Massa aanhanger ongeremd*...
  • Pagina 373 MASSA’S (in kg) (2/3) De aangegeven gewichten zijn van de basisuitvoering zonder opties: zij variëren naargelang de uitrusting van uw auto. Raadpleeg een erkende dealer. Vijfdeursuitvoeringen Max. toegelaten totaalmassa (MMAC) Gewichten aangeduid op het constructeursplaatje. Max. toegelaten massa (MMTA) Max. toegelaten treinmassa (MTR) Massa aanhanger geremd* wordt verkregen door berekening: MTR - MMAC Massa aanhanger ongeremd*...
  • Pagina 374 MASSA’S (in kg) (3/3) De aangegeven gewichten zijn van de basisuitvoering zonder opties: zij variëren naargelang de uitrusting van uw auto. Raadpleeg een erkende dealer. Break uitvoering Max. toegelaten totaalmassa (MMAC) Gewichten aangeduid op het constructeursplaatje. Max. toegelaten massa (MMTA) Max.
  • Pagina 375 ONDERDELEN EN REPARATIES De originele onderdelen worden met de grootste zorg ontwikkeld en gecontroleerd. Zij voldoen dan ook aan dezelfde kwaliteitsnormen als de on- derdelen die in de fabriek worden gebruikt. Door het gebruik van de originele onderdelen houdt u de prestaties van uw auto optimaal. Bovendien zijn reparaties die uitgevoerd zijn door een merkdealer met originele onderdelen gegarandeerd volgens de voorwaarden die achter op de reparatieopdracht staan.
  • Pagina 376 ONDERHOUDSCOUPONS (1/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 377 ONDERHOUDSCOUPONS (2/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 378 ONDERHOUDSCOUPONS (3/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 379 ONDERHOUDSCOUPONS (4/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 380 ONDERHOUDSCOUPONS (5/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 381 ONDERHOUDSCOUPONS (6/6) VIN: .................. Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen Type werkzaamheden: Stempel Onderhoudsbeurt □ ........□ Plaatwerkcontrole: OK □ Niet OK* □ *Zie specifieke bladzijde Datum: Factuurnr.: Toelichting/diversen...
  • Pagina 382 PLAATWERKCONTROLE (1/6) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.20...
  • Pagina 383 PLAATWERKCONTROLE (2/6) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.21...
  • Pagina 384 PLAATWERKCONTROLE (3/6) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.22...
  • Pagina 385 PLAATWERKCONTROLE (4/6) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.23...
  • Pagina 386 PLAATWERKCONTROLE (5/6) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.24...
  • Pagina 387 PLAATWERKCONTROLE (6/6) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.25...
  • Pagina 388 6.26...
  • Pagina 389 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (1/5) asbakken ..................3.35 aan/uit knop van de motor .............2.5 → 2.8 autogordels .... 0.10, 1.22 → 1.33, 1.35 – 1.36, 1.45 → 1.60, 4.19 aanhangwagen ..............6.10 → 6.12 automatische parkeerrem ..........2.22 → 2.25 aansteker ..................3.35 automatische portiervergrendeling tijdens het rijden ..... 1.19 aanvullende bevestigingsmiddelen automatische transmissie (gebruik) ......2.25, 2.74 →...
  • Pagina 390 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (2/5) commando’s 0.8, 1.66 → 1.69, 1.68 → 1.73, 1.72 – 1.73, 2.56 → 2.64 hoedenplank .................. 3.51 configuratiemenu ...............1.97 → 1.99 hoofdsteunen ................ 1.20, 3.36 contact aanzetten van de auto ............2.6 hulp bij wegrijden op helling ..........2.38 → 2.40 contactslot (schakelaar)..............
  • Pagina 391 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (3/5) verstellen ..............1.108 – 1.109 multimedia uitrusting..........1.97, 3.18 → 3.21 koplampen ..........1.103 → 1.106, 1.108 – 1.109 krik ..............5.9 – 5.10, 5.12 – 5.13 navigatie ................3.18 → 3.21 navigatiesysteem ...............3.18 → 3.21 noodsignaal ...............2.77 → 2.79 onderhoud ..............4.16 →...
  • Pagina 392 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (4/5) portieren ............1.17 → 1.19, 1.97 – 1.98 schermen portieren / achterklep ............1.4 → 1.12 multimediascherm ......2.42, 2.49, 2.69, 2.71 → 2.73 portieren vergrendelen ......1.4 → 1.12, 1.17, 1.97 – 1.98 schoonmaken: portiervergrendeling........1.13 → 1.17, 1.97 – 1.98 binnenkant auto ............
  • Pagina 393 ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (5/5) technische gegevens ............. 6.8 – 6.9, 6.13 voorstoelen ..................1.21 telefoon ................3.18 → 3.21 voorzorgsmaatregelen voor het gebruik ......1.110 → 1.114 temperatuurregeling ............3.11 → 3.17 tijd ................... 1.100 – 1.101 waarneming van voertuigen ..........2.46 → 2.55 tips voor een schoner milieu ............