Stelt in of de functie SteadyShot moet worden gebruikt of niet.
1. MENU →
Menu-onderdelen
Aan:
Gebruikt [SteadyShot].
Uit:
Gebruikt [SteadyShot] niet.
Wij adviseren u [SteadyShot] in te stellen op [Uit] als u een statief gebruikt.
[161] Hoe te gebruiken
apparaat instellen
SteadyShot-instell.
U kunt opnemen met een geschikte instelling van [SteadyShot] voor de bevestigde lens.
1. MENU →
2. [SteadyShot-instell.] → [SteadyShot-aanpas.] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Automatisch:
Voert de SteadyShot-functie automatisch uit volgens de informatie verkregen vanaf de
bevestigde lens.
Handmatig:
Voert de SteadyShot-functie uit volgens de brandpuntsafstand ingesteld bij
[SteadyS.brndptsafst.]. (8 mm tot 1000 mm)
Controleer de markeringen voor brandpuntsafstand (A) en stel de brandpuntsafstand in.
Opmerking
Het is mogelijk dat de SteadyShot-functie niet optimaal werkt wanneer de camera nog
maar net is ingeschakeld, vlak nadat u de camera op een onderwerp hebt gericht, of
wanneer de ontspanknop helemaal is ingedrukt zonder halverwege te stoppen.
(Camera- instellingen) → [SteadyShot] → gewenste instelling.
De opnamefuncties gebruiken
(Camera- instellingen) → [SteadyShot] → [Aan]
De overige functies van dit