3 Beschrijving van het aggregaat
De data-uitwisseling vindt plaats via de master-
slave-verbinding. Bij de inbedrijfstelling wijst u
NL
daarvoor aan elk aggregaat een adres toe, dat ook
de code „master" of „slave" bevat.
3.1.4 Veiligheidssystemen
– Het koelaggregaat is in het koudemiddelcircuit
voorzien van een geteste drukbewaking volgens
EN 12 263. Deze drukbewaking is ingesteld op
max. PS (toel. druk) en functioneert bij herhaalde-
lijk optredende drukval via een automatisch reset-
systeem.
– Een temperatuurbewaking voorkomt bevriezing
van de verdamper. Bij bevriezingsgevaar schakelt
de compressor uit en bij hogere temperaturen
automatisch weer in.
– De koudemiddelcompressor en de ventilatoren
zijn ter beveiliging tegen te hoge stromen en tem-
peraturen uitgevoerd met een thermische wikke-
lingsbeveiliging.
– Om drukafname in de compressor en daarmee het
veilig starten van het proces mogelijk te maken,
schakelt het aggregaat na een afschakeling (bijv.
na het bereiken van de insteltemperatuur door de
deurschakelaarfunctie of door het spanningsvrij
schakelen) met een vertraging van 180 sec. in.
– De aansluitklemmen (klemmen 3 – 5) van het koel-
aggregaat zijn voorzien van potentiaalvrije con-
tacten via welke de systeemmeldingen van het
aggregaat, bijv. met behulp van een PLC, kunnen
worden opgevraagd (1x wisselcontact basiscon-
troller/2x maakcontact comfortcontroller).
3.1.5 Condensvorming
Bij hoge luchtvochtigheid en lage temperaturen in de
behuizing kan er op de verdamper condens worden
gevormd.
De koelaggregaten zijn voorzien van een automati-
sche, elektrische condensverdamping. Het hiervoor
toegepaste verwarmingselement is gebaseerd op
de zelfregelende PTC-techniek. De condens die op
de verdamper is ontstaan, wordt in het interne circuit
van het koelaggregaat in een reservoir verzameld.
Indien het waterpeil stijgt, komt het water in het PTC-
verwarmingselement terecht en wordt het verdampt
(principe van doorlopende verwarming). De water-
damp stroomt met de luchtstroming van de externe
ventilator uit het koelaggregaat.
Het PTC-verwarmingselement is permanent aange-
sloten en heeft geen schakelmoment. Het verwar-
mingselement is met fijnzekeringen (F1.1, F1.2)
tegen kortsluiting beveiligd. Wanneer een zekering
is aangesproken, loopt de gevormde condens via de
veiligheidsoverloop weg.
Bij een functiestoring of uitval van het verwarmingse-
lement wordt het condenswater om veiligheidsrede-
nen via een buisje aan de zijkant resp. achterzijde
van het aggregaat naar buiten gevoerd. Hiertoe
dient een slangstuk op de condensafvoersteun te
6
worden aangesloten (zie „4.4 Condensafvoer aan-
sluiten", pagina 10). Condensslangen zijn als
toebehoren leverbaar (zie ook toebehoren in het
RITTAL-handboek).
3.1.6 Filtermatten
De complete condensor van het koelaggregaat is
voorzien van een vuilafstotende resp. gemakkelijk te
reinigen RiNano-coating. In veel situaties is daarom
de toepassing van filtermedia overbodig, vooral in
omgevingen met droog stof.
Bij droge, grove stofdeeltjes en pluisjes in de lucht in
de behuizing dient een extra filtermat van PU-schuim
(als toebehoren leverbaar) in het koelaggregaat te
worden ingebouwd. Afhankelijk van de hoeveelheid
stof dient u het filter af en toe te verwisselen.
In omgevingen met oliehoudende lucht raden wij
metalen filters aan (eveneens toebehoren). Deze
kunt u met geschikte reinigingsmiddelen reinigen en
opnieuw gebruiken. Bij toepassing in textielbedrijven
met sterke pluisvorming dienen pluiszeven te wor-
den toegepast (als optie leverbaar).
Functie van de filtermatbewaking:
De mate van verontreiniging van de filtermat wordt
automatisch bepaald door een temperatuurverschil-
meting in het externe circuit van het koelaggregaat.
Bij toenemende verontreiniging van de filtermat stijgt
het temperatuurverschil. De gewenste waarde van
het temperatuurverschil in het externe circuit wordt
automatisch aan de betreffende arbeidspunten in de
karakteristieken aangepast. Hierdoor hoeft de ge-
wenste waarde bij verschillende arbeidspunten van
het aggregaat niet te worden nageregeld.
3.1.7 Deurschakelaar
Het koelaggregaat kan via een potentiaalvrij aan-
gesloten deurschakelaar worden bediend. De
deurschakelaar is niet bij de levering inbegrepen
(toebehoren, bestelnr. PS 4127.000).
De deurschakelaarfunctie zorgt dat de ventilatoren
en de compressor in het koelaggregaat bij geopen-
de kastdeur (contact 1 en 2 gesloten) na ca. 15 sec.
worden afgeschakeld. Dit vermindert de condens-
vorming in de behuizing bij geopende deur. Om
beschadiging van het aggregaat te voorkomen, is
dit uitgevoerd met een inschakelvertraging: de ver-
damperventilator schakelt na het sluiten van de deur
na een vertraging van ca. 15 sec. weer in, de con-
densorventilator en de compressor na ca. 3 min.
Opmerking:
– De deurcontacten (klemmen 1 en 2)
mogen niet door externe spanning
worden gevoed.
– Bij koelaggregaten met basisregeling
alsmede 230/115 V en 400 V/2-fase-
aansluiting blijft de verdamperventilator
ook bij geopende deur functioneren.
Montage-, installatie- en bedieningshandleiding RITTAL koelaggregaat