7-2 Aansluiten van de binnenkomende kabels
• Laat kabels met een hoge spanning (voedingkabels, aardkabels
en waarschuwings-/alarm-/werkingskabels) via de kabelgaten aan
de zijkant of de voorkant van de unit (uitdrukopeningen) of het
bodemframe (uitdrukopeningen) lopen.
• Laat kabels met een lage spanning (voor de
afstandsbedieningsschakelaars) via de kabelgaten
(uitdrukopeningen) aan de voorkant van de unit of via
de kabelingangen lopen.
Doorvoerafdekking
Gearceerde deel
uitsnijden
Hoogspanningsbedrading
Buis
Let op
• Open de uitdrukopeningen met een hamer of iets dergelijks.
• Na het uitkloppen van de openingen wordt het aanbevolen ruwe
gedeelten bij te werken en deze te verven met reparatieverf om
roestvorming te voorkomen.
• Bij het leiden van elektrische bedrading door de uitdrukopeningen,
de bedrading met een pijp of moffen beschermen om beschadiging
van de bedrading te voorkomen.
• Wanneer de mogelijkheid bestaat dat kleine dieren het systeem
binnendringen, alle openingen afdichten (gearceerde delen) met
materiaal (niet meegeleverd).
Uitdrukopening (voor
laagspanningsbedrading)
Uitdrukopening (voor
hoogspanningsbedrading)
Braam
7-3 Aansluiten van de voedingskabels
Aansluiten van de voedingskabels
4
2
3
4
1
4
5
L1
L2
6
1
Voeding (3 fasen 50 Hz, 380~415)
2
Overstroom-stroomonderbreker (aardlekschakelaar) schakelaar
om alle polen los te koppelen
3
Aardkabel
4
Aansluitingenblok voeding
5
Isolatiemoffen monteren
6
Bevestig de voedingskabels voor respectievelijk fase L1, L2, L3
en N, met de bijgeleverde klem (1) aan de harsklem.
Installatiehandleiding
15
Label elektrische bedrading
(achterkant van
stuurdoosdeksel)
Leidinguitgang
Laagspanningsbedrading
L3
N
10
X1M
9
8
7
7
Bevestig de aardkabel aan de voedingskabel (fase N) met
de bijgeleverde klem (1).
8
Aardkabel
Leg de kabels zo dat de aardkabel niet in contact komt met de
aansluitkabels van de compressor. Anders kan er ruis worden
opgewekt die een nadelige invloed heeft op andere apparatuur.
9
Aardingsaansluitpunt
10 • Wanneer twee kabels op één enkel aansluitpunt worden
aangesloten, zodanig aansluiten dat de draadoogcontacten
met de achterkant tegenover elkaar komen te staan.
• Zorg er eveneens voor dat de dunste kabel bovenaan komt en zet
de twee kabels tegelijkertijd vast aan de kunststof haak met behulp
van de meegeleverde klem (1).
Kabelschoen
Aansluit-
met oog
klemmenblok
Voedingscircuit, beveiligingsinrichtingen en
bedradingsvereisten
• Voor aansluiting van de unit moet een voedingscircuit worden
geïnstalleerd (zie onderstaande tabel). Dit circuit moet beveiligd
worden met de vereiste beveiligingsinrichtingen, bijv. een
hoofdschakelaar, een vertragingszekering voor elke fase
en een aardlekschakelaar.
• Wanneer een aardlekschakelaar wordt toegepast, moet dit een
snelle (1 seconde of minder) 200mA-aardlekschakelaar zijn.
• Gebruik alleen koperen geleiders.
• Gebruik een geïsoleerde kabel voor de voedingskabel.
• Selecteer het type voedingskabel en de diameter in
overeenstemming met de betreffende plaatselijk en landelijk
geldende bepalingen.
• De specificaties voor te gebruiken bedrading voldoen aan
IEC60245.
• Gebruik kabels van het type H05VV bij het gebruik van
ommantelde leidingen.
• Gebruik kabels van het type H07RN-F wanneer geen ommantelde
leidingen worden gebruikt.
Fase en
frequentie
LREQ15
3~ 50 Hz
LREQ20
3~ 50 Hz
Attentiepunt betreffende de kwaliteit van de publieke
stroomvoorziening
Deze apparatuur voldoet aan de volgende eisen:
(1)
EN/IEC61000-3-11
, mits de systeemimpedantie Z
of gelijk aan Z
en
max
(2)
EN/IEC61000-3-12
, mits het kortsluitvermogen S
of gelijk aan de minimum S
bij het interfacepunt tussen de gebruikerstoevoer en het publieke
systeem. Het is de verantwoordelijkheid van de installateur of de
gebruiker van de apparatuur om ervoor te zorgen dat, zo nodig na
overleg met de beheerder van het distributienet, de apparatuur
enkel wordt aangesloten op een voeding met respectievelijk:
Z
minder dan of gelijk aan Z
sys
S
groter dan of gelijk aan de minimum S
sc
LREQ15
LREQ20
(1) Europese/Internationale Technische Norm die de beperkingen
vastlegt voor spanningsveranderingen,
spanningsschommelingen en flikkeren in openbare
laagspanningssystemen voor apparatuur met een nominale
stroom ≤75 A.
(2) Europese/Internationale Technische Norm die de beperkingen
vastlegt voor harmonische stromen geproduceerd door
apparatuur die is aangesloten op openbare
laagspanningssystemen met een ingangsstroom >16 A en ≤75 A
per fase.
Klem (1)
Draad: dun
Draad: dik
Haak van
kunststofhars
Minimum
Aanbevolen
Spanning
circuitamp.
zekeringen
380-415 V
62,8 A
380-415 V
70,0 A
minder is
sys
groter is dan
sc
waarde
sc
en
max
waarde.
sc
Z
(Ω)
minimum S
max
sc
0,12
1522 kVA
0,12
1890 kVA
LREQ15+20B7Y1R
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P360438-1B – 2014.01
70 A
80 A
-waarde