7.3.3 Ethernet-instellingen
De (bedrade) Ethernet-verbinding van de printer configureren en de status controleren.
Zodra de Ethernet-verbinding tot stand is gebracht, verschijnen het Ethernet-pictogram en
het IP-adres op het scherm (zie de afbeelding hieronder).
Menu
Item
Status
Configure
(Configureren)
Opmerking
Zie paragraaf
5.1.4 Bedrade netwerkverbinding (Windows)
van het printerstuurprogramma.
Een Wi-Fi-/Bluetooth- en Ethernetverbinding kunnen niet tegelijkertijd worden gebruikt.
Raadpleeg, afhankelijk van de wijze waarop u de verbinding wilt aanpassen, paragraaf 7.3 of de
FBPL-handleiding.
Interface
De status van de instelling van het Ethernet IP-adres en het
MAC-adres controleren.
DHCP:
Het DHCP-netwerkprotocol (Dynamic Host Configuration
Protocol) inschakelen (Aan) of uitschakelen (Uit).
Static IP (Statisch IP):
Het IP-adres, subnetmasker en de gateway van de printer
instellen.
Ethernet
Beschrijving
voor informatie over het installeren
72
Status
Configure
(Configureren)