Inhoudsopgave
Advertenties
Instelling
Advanced
(Geavanceerd)
7.3 Interface-instellingen
De interface-instellingen voor de printer opgeven.
Menu
7.3.1 Netwerkinterface-instellingen
Stel de netwerkinterface in op Wi-Fi/Bluetooth of Ethernet
Instelling
Auto
(Automatisch)
Wi-Fi/Bluetooth De printer blijft in de Wi-Fi-/Bluetooth-verbindingsmodus.
Ethernet
Opmerking
Een Wi-Fi-/Bluetooth- en Ethernetverbinding kunnen niet tegelijkertijd worden gebruikt. Gebruik
daarom deze instelling om de gewenste verbinding te selecteren.
Deze instelling kan ook met een FBPL-opdracht worden gewijzigd. Raadpleeg indien nodig de
FBPL-handleiding.
Nadat u deze instelling hebt gewijzigd, wordt de printer automatisch opnieuw opgestart.
De minimale papierlengte en maximale ruimte/BLINE-lengte
instellen voor automatische kalibratie van de
sensorgevoeligheid.
(Netwerkinterface)
Serial (Serieel)
Interface
Als de Wi-Fi-/Bluetooth-module is aangesloten voordat het
apparaat wordt ingeschakeld, start de printer in de
Wi-Fi-verbindingsmodus.
Als dat niet het geval is, start de printer in de
Ethernetverbindingsmodus.
De printer blijft in de Ethernet-verbindingsmodus.
Beschrijving
Network I/F
Ethernet
Wi-Fi
Bluetooth
Beschrijving
70
Auto (Automatisch)
Wi-Fi/Bluetooth
Ethernet
Advertenties
Inhoudsopgave
