3
Kijk door de zoeker voor een beeld
van het onderwerp.
Als u een zoomobjectief gebruikt, draait
u de zoomring naar rechts of links om
de beeldhoek te wijzigen.
4
Breng het onderwerp binnen het AF-kader, en druk
de ontspanknop tot halverwege in.
Het autofocussysteem treedt in werking.
De scherpstelindicatie ] verschijnt en
u hoort een geluidssignaal wanneer
het onderwerp scherp wordt
(scherpstelvergrendeling).
In de stand n wordt de optimale
opnamestand automatisch gekozen uit
U (Stand.), c (Portret), s (Landschap),
b (Macro), \ (Beweg. onderwerp),
. (Portret bij nacht), K (Zonsondergang),
d (Blauwe hemel) en x (Bos). (p.89)
Het AF-hulplicht gaat aan bij weinig licht
of een enscenering met tegenlicht, maar
de flitser klapt niet automatisch uit.
Als flitsen nodig is, knippert de flitserstatus
E in de zoeker. Druk op de knop E om
de flitser uit te klappen.
5
Druk de ontspanknop helemaal in.
De opname wordt gemaakt.
Deze actie wordt "het ontspannen van de sluiter" of "het ontspannen"
genoemd.
6
Bekijk de gemaakte opname op de monitor.
Kort na het maken van de opname wordt deze gedurende 1 seconde
op de monitor weergegeven (Momentcontrole).
Tijdens momentcontrole kunnen de volgende handelingen worden verricht.
Flitser-
Scherpstelindicatie
status
69
3