4.3 Vrijstaande opstelling
Het vrije uiteinde van de kabel mag niet
worden ondergedompeld aangezien in dat
geval water in de motor kan doordringen.
Als meerdere pompen in dezelfde put
worden geïnstalleerd, moeten de pompen
op hetzelfde niveau worden geïnstalleerd
om optimale pompwisseling mogelijk te
maken.
APG pompen zijn voorzien van een apart voetstuk.
Voor vrijstaande installatie van de pompen: plaats
een kniebocht van 90° op de persopening. De
pompen kunnen worden geïnstalleerd met een slang
of met een stijve leiding en kleppen.
Pompen voor installatie onder water staan vrij op de
bodem van de put of op een vergelijkbare locatie.
Als een slang wordt gebruikt, zorg er dan voor dat
deze niet knikt en dat de inwendige diameter van de
slang overeenkomt met de uitlaat.
Als een starre leiding wordt gebruikt, monteert u de
onderdelen in deze volgorde:
1. verbinding of koppeling
2. terugslagklep
3. afsluitklep.
Als de pomp in de modder of op een ongelijke
ondergrond wordt geplaatst, plaats deze dan op
bakstenen.
1. Bevestig een bocht van 90° aan de persopening
van de pomp en sluit de persleiding of -slang aan.
2. Laat de pomp in de vloeistof zakken met een
ketting die aan de hijsbeugel is vastgemaakt.
Plaats de pomp op een vlakke, solide ondergrond.
3. Hang het uiteinde van de ketting op aan een
stevige haak bovenin de put. Zorg ervoor dat de
ketting niet in contact kan komen met het
pomphuis.
4. Pas de lengte van de voedingskabel aan door
deze op te rollen op een trekontlaster, zodat de
kabel niet beschadigd kan raken tijdens het
functioneren. Maak de trekontlaster vast aan een
geschikte haak boven in de put. Zorg dat de
kabels niet geknikt of afgekneld worden.
5. Sluit de voedingskabel en de stuurstroomkabel
aan, indien aanwezig.
192
Installatie op een standring