Instellen van parallelliteit en hoogte van
zowel een maai-element met
achteruitworp als een BioClip-element
De basismachine wordt in de fabriek afgesteld.
Wanneer een van de maai-elementen wordt
gemonteerd is een afstelling van de parallelliteit en
de hoogte nodig.
Uitgangspositie:
1. Het maai-element moet op een vlakke
ondergrond naar beneden geklapt zijn.
2. De hendel voor de hoogte-instelling moet
ingesteld zijn op de laagste maaihoogte.
Parallelliteit
Begin altijd met het afstellen van de parallelliteit.
1. Maak de twee moeren op de stang los.
2. Meet de afstand tussen de ondergrond en de
rand van het element aan de voor- en de
achterzijde van de kast.
3. Zet een sleutel op het afgeschuinde stuk in het
midden van de stang en draai zo dat de
achterkant van het maai-element 2-4 mm hoger
dan de voorkant komt te liggen.
4. Meet nog een keer ter controle.
5. Zet daarna de twee moeren op de stang weer
vast.
Maaihoogte
1. Maak de moer op de stang voor de hoogte-
instelling los.
2. Stel zo af dat de afstand tussen de stop voor de
laagste hoogte-instelling en het beschermframe
5 mm is.
3. Draai de moer weer vast.
4. Controleer weer of de parallelliteit niet is
gewijzigd. Indien dit het geval is, moet de
parallelliteit opnieuw afgesteld worden.
5. Controleer de gronddruk van het
maaiaggregaat volgens het volgende hoofdstuk
en stel deze eventueel af.
6. Monteer de neuskap.
N.B.!
Bij het wisselen van maai-element moeten
de parallelliteit en de hoogte opnieuw
afgesteld worden.
28
– Nederlands
ONDERHOUD