De kaartplotter configureren
Kiel offset: hiermee geeft u de afstand tussen de transducer en de onderkant van de kiel op en kunt u de diepte
meten vanaf de bodem van de kiel in plaats van de positie van de transducer. Voer voor deze afstand een
positief getal in. Voer een negatief getal in als u de afstand wilt aangeven voor een grote boot die een paar voet
diep in het water ligt.
De kiel-offset instellen:
1. Selecteer in het startscherm
2. Met de
tuimelknop
(GPSMAP 4000-serie) of het toetsenbord op het scherm (GPSMAP 5000-serie) kunt u
de offset opgeven.
3. Druk op
Gereed
om het getal te bevestigen.
OpMErKINg: selecteer
Temp offset: stel hier de temperatuur offset in voor de temperatuursensor van uw transducer.
Calibreer watersnelheid: hier kunt u een snelheidssensor kalibreren. Volg daarbij de instructies op het
scherm. Als u geen snelheidssensor hebt, wordt dit menu niet weergegeven.
OpMErKINg: als de boot te traag is of als de snelheidssensor niets registreert, verschijnt de melding "Snelheid te
laag". Selecteer
OK
en verhoog geleidelijk de snelheid van de boot. Als de melding opnieuw wordt weergegeven,
stopt u de boot en controleert u of het wieltje van de snelheidssensor niet vastzit. Als het wieltje zonder problemen
draait, controleert u de kabelverbindingen. Neem contact op met de productondersteuning van Garmin als de
melding blijft verschijnen.
Brandstofcapaciteit: typ hier de totale brandstofcapaciteit van uw boot.
Overige schepen configureren
Om instellingen voor andere schepen te configureren, selecteert u in het startscherm
Overige
schepen.
AIS: hiermee schakelt u AIS (Automatic Identification System) in of uit. AIS waarschuwt u door de id's,
de positie, de koers en de snelheid van schepen die zich binnen het bereik bevinden en zijn uitgerust met
een transponder, te melden.
DSC: hiermee schakelt u DSC (Digital Selective Calling) in of uit.
OpMErKINg: om AIS- of DSC-gegevens voor andere schepen te configureren, moet uw toestel zijn aangesloten
op een extern AIS- of DSC-toestel.
Aanvaringsgevaar: (alleen AIS en MARPA) hiermee schakelt u een veilige zone rond uw boot in of uit. Deze
optie wordt gebruikt om aanvaringen te voorkomen en kan worden aangepast:
Instellingen voor veilige zone aanpassen:
Selecteer
Configureer
•
Bereik: hiermee kunt u de straal van de cirkel voor de veilige zone wijzigen van 500 voet tot 2,0 zeemijl
(of 150 m tot 3 km, of 500 voet tot 2,0 mijl).
•
Tijd tot (veilige zone): hiermee stelt u een waarschuwing in voor wanneer AIS of MARPA vaststelt dat
een vaartuig of voorwerp de veilige zone binnen het vooraf ingestelde tijdinterval (van 1 tot 24 minuten)
zal doorkruisen.
3
Instellen
>
Mijn boot
Annul.
als u uw wijzigingen wilt annuleren en wilt teruggaan naar het scherm Mijn boot.
>
Overige schepen
>
Aanrijdingsgevaar
>
Kiel
offset.
in het startscherm.
Gebruiksaanwijzing GPSMAP
Configureer
>
4000/5000-serie
®