Motorolie controleren en
verversen
Controleer het oliepeil om de vijf bedrijfsuren of telkens
nadat u de machine heeft gebruikt. Ververs de olie na de
eerste 20 bedrijfsuren en daarna om de 50 bedrijfsuren. Dit
moet vaker gebeuren als de maaimachine wordt gebruikt in
stoffige of vuile omstandigheden.
Figuur 28
1. Oliepeilstok
Oliepeil controleren
1. Plaats de maaimachine zodanig dat de motor in een
horizontale positie is.
2. Reinig de omgeving van de oliepeilstok (Fig. 28).
3. Verwijder de oliepeilstok door deze linksom te draaien.
4. Veeg de peilstok schoon en steek deze in de vulopening.
Draai de peilstok niet in de opening.
5. Haal de peilstok eruit en controleer het oliepeil.
6. Als het peil te laag is, vult u voldoende olie bij totdat
het oliepeil de vulopening bereikt.
7. Plaats de oliepeilstok en neem eventueel gemorste olie
op.
1
2
2. Aftapplug
24
Olie verversen
1. Start de motor en laat deze enkele minuten lopen zodat
de motorolie warm wordt.
2. Plaats een opvangbak onder de aftapplug aan de
achterzijde van de machine (Fig. 28).
3. Verwijder de aftapplug.
4. Duw de handgreep omlaag om de maaimachine en de
motor naar achteren te kantelen, zodat er meer olie in de
opvangbak kan lopen.
5. Plaats de aftapplug terug en vul het carter weer met de
juiste olie; zie Motorolie bijvullen.
Onderhoud van het luchtfilter
In normale omstandigheden moet het luchtfilter om de
25 bedrijfsuren worden gereinigd. Dit moet vaker gebeuren
als de maaimachine wordt gebruikt in stoffige of vuile
omstandigheden.
1. Trek de kabel van de bougie.
2. Draai de vleugelmoeren los waarmee het luchtfilter-
deksel is bevestigd aan het luchtfilter, en verwijder het
deksel (Fig. 29).
3. Reinig het deksel grondig (Fig. 29).
1
Figuur 29
1. Luchtfilterdeksel
4. Als het schuimelement vuil is, moet u dit verwijderen
van het papierelement (Fig. 30) en grondig reinigen.