Het toestel werkt, maar
de telemetrische hartslag-
meting wordt verkeerd
weergegeven.
Op de console verschijnt
de foutcode 'E2'
Geen weergave van snel-
heid/toerental, console
geeft foutmelding 'Gelieve
te trappen' weer
De console wordt uitge-
schakeld (slaapstand)
tijdens het gebruik
Interferentie
Controleer de integriteit
van de datakabel
Controleer de aansluitin-
gen/oriëntatie
van de datakabel
Elektronica van de console
Controleer de integriteit
van de datakabel
Controleer de aansluitin-
gen/oriëntatie
van de datakabel
Controleer de positie van
de magneet (hiervoor moet
de beschermkap worden
verwijderd)
Controleer de snelheids-
sensor (hiervoor moet de
beschermkap worden
verwijderd)
Controleer het stopcontact
Controleer de aansluiting
aan de voorkant van het
toestel
Controleer de integriteit
van de datakabel
Controleer de aansluitin-
gen/oriëntatie
van de datakabel
Reset het toestel
Controleer de positie van
de magneet (hiervoor moet
de beschermkap worden
verwijderd)
Controleer de snelheids-
sensor (hiervoor moet de
beschermkap worden
verwijderd)
Zorg dat de HR-ontvanger niet wordt verstoord door een per-
soonlijk elektronisch apparaat aan de linkerkant van het media-
draagblad.
Alle draden in de kabel moeten intact zijn. Vervang de kabel als u
vaststelt dat er draden gekrompen of doorgesneden zijn.
Zorg dat de kabel veilig is aangesloten en goed georiënteerd is.
De kleine kabelsluiting op de connector moet juist zijn ingevoerd
en vastklikken.
Als uit tests blijkt dat er geen andere problemen zijn, neem dan
contact op met uw lokale verdeler voor verdere hulp.
Alle draden in de kabel moeten intact zijn. Vervang de kabel als u
vaststelt dat er draden gekrompen of doorgesneden zijn.
Zorg dat de kabel veilig is aangesloten en goed georiënteerd is.
De kleine kabelsluiting op de connector moet juist zijn ingevoerd
en vastklikken.
De magneet moet op de katrol bevestigd zijn.
De snelheidssensor moet gelijk worden gezet met de magneet
en met de datakabel worden verbonden. Verplaats de sensor
indien nodig. Vervang de sensor als u schade vaststelt aan de
sensor of de aansluitdraad.
Zorg dat het toestel is aangesloten op een werkend stopcontact.
De aansluiting moet veilig en onbeschadigd zijn. Vervang de
adapter of aansluiting van een toestel als een van beide bescha-
digd is.
Alle draden in de kabel moeten intact zijn. Vervang de kabel als u
vaststelt dat er draden gekrompen of doorgesneden zijn.
Zorg dat de kabel veilig is aangesloten en goed georiënteerd is.
De kleine kabelsluiting op de connector moet juist zijn ingevoerd
en vastklikken.
Trek de stekker uit het stopcontact gedurende 3 minuten. Steek
de stekker terug in het stopcontact.
De magneet moet op de katrol bevestigd zijn.
De snelheidssensor moet gelijk worden gezet met de magneet
en met de datakabel worden verbonden. Verplaats de sensor
indien nodig. Vervang de sensor als u schade vaststelt aan de
sensor of de aansluitdraad.
41