Installatie
24 mA aan schakelende apparaten met een laag
vermogen. De extra uitgangen kunnen ofwel
op 12 V DC of 24 V DC worden gezet, door de
jumper 'V AV' te verzetten. Zie figuur 2.5 op
pagina 7 voor gegevens
U
kunt
de
gemeenschappelijke
foutrelaisconfiguraties
controlepaneel en het menusysteem. Zie hoofdstuk
3 "Bediening" op pagina 17 voor gegevens.
NO
C
NC
NC
C
NO
Figuur 2.17
De Gasmaster-contacten van alle relais zijn
op de aansluitprintplaat vermeld.
2.9.3. Kanaalrelaisaansluitingen
De Gasmaster 4 is voorzien van een dubbelpolig
omschakelrelais (DPCO) voor elk kanaal. Deze
relais hebben een schakelvermogen van 250 V
AC, 8 A (niet-inductief), 5 A (inductief) voorzien
voor Alarm 1 en Alarm 2. Elk relais kan tijdens
normaal bedrijf zijn bekrachtigd (fail-safe) of
niet-bekrachtigd. Raadpleeg Figuur 2.5 voor de
'Kanaalrelais'-aansluitingen en Figuur 2.17 voor
de definitie van de contacten Deze aansluitingen
zitten naast de relaisblokken en leveren 12 V DC
24 mA aan schakelende apparaten met een laag
vermogen. De extra uitgangen kunnen ofwel
op 12 V DC of 24 V DC worden gezet, door de
jumper 'V AV' te verzetten. Zie figuur 2.5 op
pagina 7 voor gegevens
U kunt de drempelwaarden en instellingen van de
kanaalalarms via de gebruikersmenu's wijzigen.
Zie hoofdstuk "3. Bediening" op pagina 17
voor gegevens.
Brandmeldkanalen
Bij
een
alarmmelding
brandmeldkanalen activeren de kanaalrelais
12
instellen
via
Contacten
Contacts shown
gedeactiveerd
de-energised
weergegeven
(non-inverted)
(nietgeïnverteerd)
Contacten geactiveerd
Contacts shown
weergegeven
energised
(geïnverteerd)
(inverted)
van
conventionele
van
zowel
gemeenschappelijke Alarm 2 relais activeert ook
(het gemeenschappelijke Alarm 1 relais activeert
niet). 4-20 mA vlamdetectoren activeren twee
alarmniveaus, net als gasdetectoren.
en
Het kanaalrelais van Alarm 1 werkt als
het
'niet-vergrendelend';
veranderd. De kanaalrelais van Alarm 2 en het
gemeenschappelijke relais van Alarm 2 kan
worden geconfigureerd als 'vergrendelend', 'niet-
vergrendelend' of 'vergrendeling acceptabel'.
ESU-kanalen
Als de bemonsteringssnelheid van de ESU
aanzienlijk afneemt, wordt het relais voor Alarm 1
van dat kanaal geactiveerd. Als de bemonstering
stopt, wordt het relais voor Alarm 2 geactiveerd.
De gemeenschappelijke alarmrelais worden niet
geactiveerd als de bemonstering afneemt of stopt.
Als de kabel naar het bemonsteringsapparaat
wordt onderbroken of kortgesloten, wordt het
gemeenschappelijke storingsrelais geactiveerd.
2.9.4. Analoge uitgangen
De Gasmaster levert voor elk kanaal een analoge
uitgang die u met een jumper op 4-20 mA of
1-5 V DC kunt instellen (zie Figuur 2.18). Deze
signalen kunnen als invoer dienen voor PLC/DCS/
SCADA-systemen of voor weergavesystemen op
afstand. De 4-20 mA uitgangen zijn voor actieve
detectoren (resolutie 0,1 mA) en mogen maximaal
met 700 Ω worden belast, de 1-5 V uitgangen
vereisen een minimale belasting van 50 kΩ.
De analoge uitgangen werken als volgt:
4-20 mA gasdetectoren: de uitgang volgt de
ingang tussen 3 en 21,5 mA, waarbij het signaal
daalt tot 0 mA als de ingang hoger wordt dan
21,5 mA om aan te geven dat er storing is.
Sensorsignalen die hoger zijn dan 110% van het
bereik worden door de Gasmaster als storing
gezien. Het signaal wordt op 2 mA ingesteld om
aan te geven dat een kanaal is geblokkeerd, en op
0 mA als er storing is in het kanaal.
Brandkanalen: signalen tussen 4 en 12 mA duiden
op 'geen brand', 12-20 mA duidt op een brand,
0 mA duidt op een storing (contact verbroken of
kortsluiting). Een signaal van 2 mA duidt aan dat
het kanaal is geblokkeerd.
ESU-kanalen: signalen tussen 4 en 12 mA geven
aan dat het bemonsteringsapparaat correct werkt,
12-20 mA duidt op een storing in de bemonstering,
Crowcon Gasmaster
Alarm
1
als
Alarm
dit
kan
niet
2.
Het
worden