3. Trek de kabel(s) van de bougie(s) (Fig. 33). Maak de
omgeving van de bougie(s) schoon om te voorkomen
dat er vuil in de motor komt, wat beschadiging kan
veroorzaken.
4. Verwijder de bougie(s) en de metalen ring.
1
Figuur 33
1. Bougiekabel gemonteerd
Bougie controleren
1. Bekijk het midden van de bougie(s) (Fig. 34). Als de
isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar
behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt meestal
op een vuil luchtfilter.
Belangrijk
Bougie(s) nooit schoonmaken. Bougie(s)
altijd vervangen bij zwarte laag op de bougie, versleten
elektroden, vettige laag op de bougie of scheuren.
2. Controleer de afstand tussen de centrale elektrode en
de massa-elektrode (Fig. 34). Verbuig de massa-
elektrode (Fig. 34) om de juiste afstand in te stellen
indien dit nodig is.
2
1
Figuur 34
1. Centrale elektrode met
isolator
2. Massa-elektrode
2
M–4294
2. Bougie
3
0,75 mm
m–3215
3. Elektrodenafstand (niet op
schaal weergegeven)
29
Bougie
monteren
(s)
1. Monteer de bougie(s). Controleer of de
elektrodenafstand correct is.
2. Draai de bougie(s) vast met een torsie van 22 Nm.
3. Druk de kabel(s) op de bougie(s) (Fig. 33).
Smeren
Smeer de machine om de 50 bedrijfsuren of jaarlijks,
waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Het
maaidek moet vaker worden gesmeerd bij gebruik in zeer
stoffige of zanderige omstandigheden.
Type vet: Universeel smeervet.
Methode van smeren
1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking
en draai het contactsleuteltje op uit. Verwijder het
contactsleuteltje.
2. Reinig de smeernippels met een doek. Indien nodig
verf van de voorkant van de nippels afkrabben.
3. Zet een smeerpistool op de nippel. Spuit vet in de
nippels totdat er nieuw vet bij de lagers naar buiten
komt.
4. Overtollig vet wegvegen.
Smeerpunten
1. Smeer de voorwielen en de assen totdat er nieuw vet
bij de lagers naar buiten komt (Fig. 35).
2. Smeer de vooraspen (Fig. 35).
Figuur 35
m–6522