6. Reinig de omgeving van de peilstok en schroef de dop
los (Fig. 27).
7. Giet ca. 80% van de gespecificeerde hoeveelheid olie
langzaam in de vulbuis (Fig. 27). Zie Motoroliepeil
controleren, blz. 26.
8. Controleer het oliepeil; zie Oliepeil controleren, blz. 26.
9. Giet langzaam olie bij totdat het oliepeil de Vol-
markering bereikt.
Motoroliefilter vervangen
Vervang het oliefilter om de 200 bedrijfsuren of om de
olieverversingsbeurt.
Opmerking: Vervang het oliefilter vaker als de machine
wordt gebruikt in zeer stoffige of zanderige omstandig-
heden.
1. Tap de motorolie af; zie Olie verversen en aftappen,
blz. 26.
2. Verwijder het oude filter (Fig. 29).
3. Smeer een dun laagje schone olie op de rubberen
pakking van het nieuwe filter.
Figuur 29
1. Oliefilter
4. Plaats het nieuwe filter op het filtertussenstuk. Draai
het oliefilter rechtsom totdat de rubberen pakking
contact maakt met het filtertussenstuk. Draai het filter
vervolgens nog eens 3/4 slag (Fig. 29).
5. Vul het carter met het juiste type nieuwe olie; zie Olie
verversen en aftappen, blz. 26.
Het koelsysteem reinigen
Verwijder voor elk gebruik gras en rommel van het
luchtinlaatrooster.
Reinig de koelribben en uitlaatringen om de 100
bedrijfsuren.
1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking,
zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje.
2. Verwijder de luchtinlaatroosters, de cilinderdeksels en
het ventilatorhuis.
3. Verwijder rommel en gras van de onderdelen.
4. Monteer de luchtinlaatroosters, de cilinderdeksels en
het ventilatorhuis.
4
1. Luchtinlaatrooster
2. Ventilatorhuis
Onderhoud van het luchtfilter
1
Schuimelement: Om de 25 bedrijfsuren reinigen en met
m–6526
olie bestrijken.
Papierelement: Om de 50 bedrijfsuren reinigen. Om de
200 bedrijfsuren of jaarlijks vervangen, waarbij de kortste
periode moet worden aangehouden.
Opmerking: Het luchtfilter moet vaker een onderhouds-
beurt krijgen (om de paar uren) als de machine wordt
gebruikt in buitengewoon stoffige of zanderige
omstandigheden.
Schuim- en papierelement verwijderen
1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in
werking.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te
verlaten.
27
1
2
Figuur 30
3. Cilinderdeksel
4. Cilinderdeksel
3
m–4295