Onderhoud van het
maaidek
Maaidek horizontaal stellen in
drie standen
Belangrijk: Er zijn slechts 3 meetstanden nodig
om het maaidek horizontaal te stellen.
De machine instellen
1. Plaats de maaimachine op een horizontaal oppervlak.
2. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de
vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in
werking.
3. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
4. Controleer de spanning van alle vier banden. Indien
nodig, banden oppompen tot 90 kPa (13 psi).
5. Zet het maaidek op een maaihoogte van 76 mm.
6. Controleer de vier kettingen. De kettingen moeten
gespannen zijn.
• Als een van de achterste kettingen slap is, moet u
de voorste steunarm aan dezelfde kant lager (losser)
zetten. Zie Schuinstand van het maaidek instellen.
• Als een van de voorste kettingen slap is, moet u de
voorste steunarm voor deze ketting hoger (vaster)
zetten. Zie Schuinstand van het maaidek instellen.
Maaidek horizontaal stellen
1. Zet het rechter maaimes in de schuinstand
(Figuur 75).
2. Meet het rechtermes bij punt B. Meet de afstand
tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand van
het maaimes (Figuur 75).
3. Noteer deze afstand. Deze afstand moet ongeveer
79 tot 83 mm bedragen.
4. Zet het linker maaimes in de schuinstand (Figuur 75).
5. Meet het linkermes bij punt C (Figuur 75). Meet
de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de
snijrand van het maaimes.
6. Noteer deze afstand. Deze afstand moet ongeveer
79 tot 83 mm bedragen.
1. Meet hier de afstand van
het mes tot het harde
oppervlak
7. Als de afstanden bij punten B of C niet correct zijn,
maakt u de bout los waarmee de achterste ketting is
bevestigd aan de achterste steunarm (Figuur 76).
8. Maak de contramoer onder de achterste steunarm los
en draai aan de stelbout totdat de afstand 79-83 mm
bedraagt (Figuur 76).
Opmerking: Het verdient aanbeveling dat de
afstand aan beide kanten van het maaidek hetzelfde
is.
9. Draai de contramoer onder de achterste steunarm
vast alsmede de bout waarmee de ketting is bevestigd
aan de achterste steunarm.
10. Stel de andere kant af indien dit nodig is.
58
Figuur 75
2. Meten bij B en C