<Onderhoud>
De reinigingsfuncties worden opgesomd en toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met een
dolksymbool ( ).
<Fixeereenheid reinigen>(P. 339)
<Condensvorming beperken>(P. 339)
<Fixeereenheid reinigen>
Reinig de fixeereenheid nadat een tonercartridge is vervangen of als afdrukken zwarte strepen bevatten.
fixeereenheid reinigen(P. 396)
<Condensvorming beperken>
Als er snelle temperatuurveranderingen optreden in de omgeving van het apparaat, kan condensatie optreden, wat
leidt tot vage of 'doorlopende' afbeeldingen en tekst. Selecteer <Aan> om dauwcondensatie in het apparaat te
vermijden. Als u <Aan> selecteert, geef dan op of taken moeten worden beperkt.
<Uit>
<Aan>
<Afdrukopdracht toestaan tijdens proces>
<Afdrukopdracht verbieden tijdens proces>
<Menu>
Controleer het bericht
●
Als het condens is verwijderd, gaat het afdrukken misschien niet goed, en kan er leeg papier worden
'geproduceerd'.
●
Als u instelt op <Aan>, moet u het apparaat AAN laten om het effect van condensverwijdering te behouden.
●
De instelling voor <Automatische uitschakeltijd> is niet beschikbaar als <Condensvorming beperken> is
ingesteld op <Aan>.
Overzicht van menuopties
<Aanpassing/onderhoud>
<OK> (
)
<Onderhoud>
<Condensvorming beperken>
Selecteer het item
(
339
De
)
<Ja>
2R20-05K
<Aan>