6.1.2.6.
Wachtwoordbeveiliging
De wachtwoordbeveiliging geldt alleen voor functies die met de
volgende symbolen gekenmerkt zijn:
De wachtwoordbeveiliging kan geactiveerd / gedeactiveerd worden,
het wachtwoord kan worden veranderd.
Om de wachtwoordbeveiliging te deactiveren moet men het
veranderen in
Functie oproepen:
[
>
Wachtwoordbeveiliging
Eventueel:
> Actuele wachtwoord invoeren:
[Ingeven]
Wachtwoord wijzigen:
1. [Wijzigen].
2. Nieuw wachtwoord invoeren → [Verder].
3. [Wijzigen].
4. Nieuw wachtwoord ter bevestiging invoeren → [Verder].
5. Wijzigingen opslaan: [Klaar].
6.1.3.
Meetcelinstellingen
6.1.3.1.
O
-referentie
2
De O2-referentiewaarde kan worden ingesteld.
De instelling van de O2-referentiewaarde kan met een wachtwoord
beveiligd worden. zie Wachtwoordbeveiliging, pagina 49.
Functie oproepen:
[
>
Eventueel:
> Wachtwoord invoeren:
[Verder]
O
-referentie instellen:
2
> Waarde instellen → [OK].
6.1.3.2.
Meetcelbescherming
Ter bescherming van de meetcellen tegen overbelasting kunnen
grenswaarden worden ingesteld. Uitschakelen van de
meetcelbescherming is beschikbaar voor de CO-meetcel.
0000
(fabrieksinstelling).
]
Instrumentinstellingen
→
→ wachtwoord invoeren →
]
Meetcel instellingen
→
→ [OK].
of
[OK]
→
→
→ [OK].
[Verder]
O2-referentie
→
[Invoeren]
→ Wachtwoord invoeren →
6 Product gebruiken
.
→ [OK].
→ [Wijzigen].
49