Meettypen tonen resp. onderdrukken:
1. Meettype selecteren:
2. Meettype activeren/deactiveren:
(gedeactiveerd)
3. Selectie opslaan: [Klaar].
6.1.2.2.
Printer
De kopregels (regel 1-3) en de voetregel voor de printeruitdraai
kunnen worden ingesteld. De gebruikte printer kan geactiveerd
worden.
Functie oproepen:
>
[
Printer activeren:
1.
Printerkeuze
2. Printer kiezen: [▲],
-
De printer wordt geactiveerd en het menu
geopend.
Printertekst instellen:
1.
Printer tekst
2. Functie kiezen:
> Waarden voor
invoeren
> Gegevens van de installatie en/of klant afdrukken:
3. Invoer opslaan: [Klaar].
zie Bluetooth
6.1.2.3.
Bluetooth
Het menu is alleen beschikbaar wanneer het instrument beschikt
over de optie Bluetooth. De Bluetoothmodule kan worden in- /
uitgeschakeld.
Functie oproepen:
>
[
[Wijzigen].
]
→
Instrumentinstellingen
De printer 0554 0543 kan alleen worden gekozen
wanneer de Bluetooth
Bluetooth
, pagina 47.
®
→ [OK].
[▼]
→
[OK].
[▲], [▼]
Regel
, pagina 47
®
®
]
→
Instrumentinstellingen
[▲], [▼]
[
]
(geactiveerd),
→
[OK]
®
-interface geactiveerd is, zie
→ [OK].
→ [Wijzigen].
1,
Regel
2,
Regel 3
→
[OK]
6 Product gebruiken
[
]
→
Printer
→ [OK].
Printer
wordt
en de
Voettekst
[
]
→
Bluetooth
→
47