36
www.aeg.com
12. PROBLEEMOPLOSSING
WAARSCHUWING!
Raadpleeg de hoofdstukken
Veiligheid.
12.1 Wat moet u doen als...
Probleem
U kunt de oven niet inscha‐
kelen of bedienen.
De oven wordt niet warm.
De oven wordt niet warm.
De oven wordt niet warm.
De oven wordt niet warm.
De oven wordt niet warm.
De oven wordt niet warm.
De oven wordt niet warm.
Het lampje brandt niet.
Stoom en condens slaan
neer op de gerechten en in
de ovenruimte.
2. Reinig de glasafdekking.
3. Vervang de lamp door een geschikte
300°C hittebestendige lamp.
4. Plaats het afdekglas terug.
Mogelijke oorzaak
De oven is niet aangesloten
op een stopcontact of is niet
goed geïnstalleerd.
De oven is uitgeschakeld.
De klok is niet ingesteld.
De benodigde kookstanden
zijn niet ingesteld.
De automatische uitschake‐
ling is actief.
Het kinderslot is geactiveerd. Raadpleeg "Het kinderslot
De deur is niet goed geslo‐
ten.
De zekering is doorgesla‐
gen.
Het lampje is stuk.
Het gerecht heeft te lang in
de oven gestaan.
Oplossing
Controleer of de oven goed
is aangesloten op het stop‐
contact (zie het aansluitdia‐
gram indien beschikbaar).
Schakel de oven in.
Stel de klok in.
Zorg ervoor dat de instellin‐
gen correct zijn.
Raadpleeg 'Automatisch uit‐
schakelen'.
gebruiken".
Sluit de deur volledig.
Ga na of de zekering de oor‐
zaak van de storing is. Als
de zekeringen keer op keer
doorslaan, neemt u contact
op met een erkende installa‐
teur.
Vervang het lampje.
Laat gerechten na het berei‐
den niet langer dan 15 - 20
minuten in de oven staan.