Instellingen
8.7.2
Instellen van de strooiplaatstanden
96
Afb. 73
De strooiplaatstand is afhankelijk van:
de werkbreedte en
•
de mestsoort.
•
Voor een exacte instelling van de afzonderlijke strooiplaatstanden
zonder gereedschap is elke strooischijf voorzien van twee
verschillende, unieke schalen (Afb. 38/1 en Afb. 38/2).
Bij de korte strooiplaat (Afb. 38/3) hoort de schaal (Afb. 38/1)
•
met de waarden 5 t/m 28 en bij de lange strooiplaat (Afb. 38/4)
hoort de schaal (Afb. 38/2) met de waarden 35 t/m 55.
Lees bij de korte strooiplaat (Afb. 38/3) de instelwaarde
ο
aan de afleeszijde (Afb. 38/5) af.
Lees bij de lange strooiplaat (Afb. 38/4) de instelwaarde
ο
aan de afleeszijde (Afb. 38/6) af.
•
Het zwenken van de strooiplaten naar een hogere getalswaarde
op de schaal (Afb. 38/1 resp. Afb. 38/2) heeft een vergroting van
de werkbreedte tot gevolg.
De korte strooiplaat verdeelt de mestkorrels voornamelijk in het
•
midden van het strooibeeld, terwijl de lange strooiplaat met
name het buitenste gebied bestrooit.
ZA-M BAG0165.6 01.21