Bediening
8.3
Werkhoogte van de schudtanden
Afb. 28
De instelling van de werkhoogte van de schudtanden vindt plaats aan de hefarm (1).
De machine op gelijkmatige ondergrond in de werkstand brengen.
De hefarm zover heffen resp. neerlaten tot de afstand "a" van de voorste tanden (2) tot de
bodem ca. 2 cm bedraagt.
Deze instelling is een basisinstelling. Bij de veldinzet moet de hoogte-instelling van de tanden
aan de omstandigheden worden aangepast.
Let op
Wanneer de strooihoek wordt versteld, moet de instelling van de werkhoogte van de
schudtanden gecontroleerd en opnieuw afgesteld worden.
60
KWT8828008