Eerste ingebruikneming
6.2.3
Hefarmen instellen
Afb. 10
De machine is met montagepunten van cat. II voor de driepuntshydrauliek uitgerust.
Aanwijzing
De onderkoppelstang van de trekker moeten altijd zo ingesteld zijn, dat de trekpunten hiervan
een gelijke afstand tot de grond hebben. De trekarmen moeten door begrenzingkettingen of -
stangen vastgezet worden, zodat de hark bij transport resp. in het werk niet zijdelings
wegzwenkt.
42
KS-0-030