Motor starten
Lees vóór het starten van de motor de Controlelijst voor het starten, de Speciale bedieningsinstructies en
Procedure voor het inlopen van de motorin het hoofdstuk Bediening.
Start of gebruik de buitenboordmotor nooit (zelfs niet kortstondig) zonder dat er via alle
koelwaterinlaatopeningen water in het onderwaterhuis circuleert, om schade aan de waterpomp (droog lopen)
of oververhitting van de motor te voorkomen.
1.
Controleer het motoroliepeil. Zet de buitenboordmotor waterpas en controleer of het oliepeil van de motor
binnen het bedrijfsbereik staat.
2.
Schakel de buitenboordmotor in de stand neutraal (N).
3.
Zorg dat de koelwaterinlaat onder water is.
4.
Open de ontluchting op de brandstoftank.
BEDIENING
OPGELET
!
N
19170
19056
26
19160