Faxen
Dit hoofdstuk bevat informatie over het gebruik van het apparaat als fax.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
Een fax verzenden
•
Een fax ontvangen
Wij raden het gebruik aan van traditionele analoge telefoondiensten
(PSTN: openbaar telefoonnet) wanneer u telefoonlijnen aansluit om
de fax te gebruiken. Als u andere internetservices gebruikt (DSL,
ISDN, VolP), kunt u de verbindingskwaliteit verbeteren door de
microfilter te gebruiken. De microfilter elimineert onnodige
geluidssignalen en verbetert de verbindings- of internetkwaliteit. De
DSL-microfilter wordt niet bij het apparaat geleverd. Neem daarom
contact op met uw internetprovider voor het gebruik van de DSL-
microfilter.
1
Lijnpoort
2
Microfilter
3
DSL-modem / telefoonlijn
Een fax verzenden
Faxhoofd instellen
In sommige landen bent u wettelijk verplicht om op iedere uitgaande fax uw
faxnummer te vermelden. De apparaat-id, die uw telefoonnummer en
bedrijfsnaam bevat, wordt afgedrukt aan de bovenkant van elke pagina die
u faxt.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op OK als Apparaat-id verschijnt.
4. Voer uw (bedrijfs)naam in met behulp van de cijfertoetsen. U kunt met
de cijfertoetsen ook letters invoeren. Een aantal speciale tekens is
beschikbaar via de toets 0. Zie pagina 28 voor meer informatie over hoe
u alfanumerieke tekens moet invoeren.
5. Druk op OK om de id op te slaan.
6. Druk op de pijltoetsen tot Nr. van faxapp. verschijnt en druk op OK.
7. Voer uw faxnummer in met behulp van de cijfertoetsen en druk op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
48_Faxen
•
Andere manieren om een fax te verzenden
•
Fax instellen
De documentinstellingen aanpassen
Voor een optimaal resultaat wijzigt u de volgende instellingen afhankelijk
van de eigenschappen van het origineel.
Resolutie
De standaard documentinstellingen leveren goede resultaten voor een
normaal tekstdocument. Als u echter originelen met een lage kwaliteit of
documenten met foto's verstuurt, kunt u de resolutie aanpassen voor
een optimale kwaliteit van de fax.
1. Druk op
Fax.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Resolutie verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste optie verschijnt en druk op
OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
In onderstaande tabel vindt u de aanbevolen resoluties voor de
verschillende soorten originelen:
MODUS
Standaard
Originelen met tekens van normale grootte.
Fijn
Originelen met kleine tekens of dunne lijnen of
originelen die met een matrixprinter zijn
afgedrukt.
Superfijn
Originelen met zeer kleine details. De modus
Extra fijn wordt alleen ingeschakeld als het
apparaat waarmee u communiceert de resolutie
Extra fijn ook ondersteunt.
•
•
Fotofax
Originelen met grijstinten of foto's.
De ingestelde resolutie geldt voor de huidige faxtaak. Zie pagina 54
om de standaardinstelling te wijzigen.
AANBEVOLEN VOOR:
Als u verzendt vanuit het geheugen is
de modus Superfijn niet beschikbaar.
De resolutie-instelling wordt
automatisch gewijzigd in Fijn.
Als het apparaat ingesteld is op
Superfijn-resolutie terwijl het
ontvangende faxapparaat Superfijn-
resolutie niet ondersteund, wordt de fax
verzonden in de hoogste resolutie die
door het ontvangende faxapparaat
wordt ondersteund.