Gebruiksaanwijzing
De licht- en gevarenverlich-
tingsschakelaars gebruiken
• Draai het sleutelcontact AAN en druk de
lichtschakelaar naar de AAN-stand om de
koplampen in te schakelen.
• Druk de gevarenlichtschakelaar op Aan om de
voorste en achterste waarschuwingsknipperlichten
in te schakelen.
• Draai het sleutelcontact AAN en druk op de
linkerzijde van de richtingaanwijzerschakelaar om
het linksafsignaal, en op de rechterzijde van de
schakelaar om het rechtsafsignaal te activeren. De
middelste stand is de Uit-stand.
Opmerking: Controleer of de lichten werken.
Controleer of de juiste lichten knipperen als u de
richtingaanwijzerschakelaar bedient.
Koplampen richten
1. Zet de montagemoeren los om de lichten af te
stellen.
2. Stel de lichten af in overeenstemming met lokale
voorschriften.
11