8
Fouten en storingen
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Elektrostatische ladingen kunnen tot spanningsoverslag
leiden, waardoor de elektronische onderdelen kunnen
worden vernield.
▪ Zorg voor een potentiaalvereffening voordat de
schakelveldplaat wordt aangeraakt (bijv. door aanraken
van de houder van het schakelveld).
De elektronica van de binnenunit geeft een fout aan door de
statusweergave rood te laten branden, het weergeven van het
foutscherm op het display (zie
weergeven
van
het
foutsymbool
geïntegreerd
display
slaat
"8.3 Foutenrapport" [ 4 49]).
INFORMATIE
Een
lijst
met
alle
referentiehandboek voor de monteur, hoofdstuk "Fouten en
storingen".
Storingen verhelpen: Foutcode E90XX
Er kan een foutreset uitgevoerd worden. Die kan van het actueel
weergegeven foutscherm uit gestart worden. Als het foutscherm
werd verlaten kan het via [→ Hoofdmenu → Fout → Scherm] weer
opgeroepen worden.
Als dezelfde fout binnen korte tijd weer wordt weergegeven, moet de
foutoorzaak door een vakman gezocht en verholpen worden.
Ondertussen kan er eventueel een noodwerking gehandhaafd
worden. De noodwerking kan via [→ Hoofdmenu → Fout
→ Noodbediening] toegelaten worden, zie "8.1 Noodwerking" [ 4 49].
Als de automatische noodwerking niet is toegestaan (parameters
[Noodbediening] = "Neen"), kan ze vanuit het actuele foutscherm
worden gestart.
Storingen verhelpen: Andere foutcodes
De foutoorzaak moet door een vakman gezocht en verholpen
worden.
Ondertussen
kan
gehandhaafd worden. De noodwerking kan via [→ Hoofdmenu
→
Fout
→
Noodbediening]
[ 4 49]. Als de automatische noodwerking niet is
"8.1 Noodwerking"
toegestaan (parameters [Noodbediening] = "Neen"), kan ze vanuit
het actuele foutscherm worden gestart.
INFORMATIE
Om te garanderen dat de storing niet door verkeerde
instellingen werd veroorzaakt, zet u voor een mogelijke
vervanging van onderdelen alle parameters terug op de
fabrieksinstellingen (zie
Als u de oorzaak van de storing niet kunt vinden, moet u
contact opnemen met de servicevakman van.
Houd hiervoor de belangrijkste apparaatgegevens bij de
hand a.u.b.:
Type en productienummer van de binnenunit (zie
typeplaatje warmtepomp), en de softwareversies van:
a: bedieningsgedeelte RoCon+ B1 [→ Hoofdmenu → Info
→ Waarden → Softwarenummer B1/U1]
b: printplaat RoCon BM2C [→ Hoofdmenu → Info
→ Waarden → Softwarenummer Controller]
Bij optionele RoCon-systeemcomponenten:
RoCon U1 (EHS157034) [Softwarenummer B1/U1]
RoCon M1 (EHS157068) [Software Nr mengklep]
Daikin RoCon+ HP1
Regeling RoCon+ HP1
008.1447899_01 – 08/2020
[ 4 49]) en het
"8.4 Foutscherm"
op
het
startscherm.
tot
15
foutmeldingen
op
foutcodes
vindt
u
in
er
eventueel
een
noodwerking
toegelaten
worden,
Reset" [ 4 21]).
"4.5.9 Parameter
8.1
Noodwerking
[→ Hoofdmenu → Fout → Noodbediening]
Als de warmtepomp uitvalt kan de back-upverwarming of een andere
externe warmtebron als noodverwarming worden gebruikt. Als
[Noodbediening] op "Ja" wordt gezet, wordt in geval van een fout de
noodwerking automatisch geactiveerd. Anders kan de noodwerking
ook pas bij een fout via het foutscherm worden gestart.
Als de noodwerking niet via het foutenscherm wordt gestart, blijft de
parameter [Noodbediening] op "Ja", d.w.z. dat ook bij toekomstige
fouten de noodwerking automatisch wordt gestart. Als dat niet
gewenst is, moet parameter [Noodbediening] na het verhelpen van
de fout weer op "Neen" worden gezet.
Een
(zie
8.2
Manueel
[→ Hoofdmenu → Fout → Handmatig]
Bij manuele werking wordt de warmtepomp op een vaste
het
aanvoertemperatuur geregeld. De manuele werking mag uitsluitend
voor diagnosedoeleinden worden gebruikt. De manuele werking
wordt gestart door parameter [Status handmatige modus] op "Actief"
te zetten. De gewenste aanvoertemperatuur wordt met parameter
[Temperatuur handmatig] ingesteld.
In
de
hydraulisch
warmwaterbereiding moet erop worden gelet dat de bij manuele
werking ingestelde streeftemperatuur aanvoer voldoende is om de
opgeslagen
warmwater-streeftemperatuur
[Streeftemperatuur warmwater 1]) te bereiken.
8.3
Foutenrapport
[→ Hoofdmenu → Fout → Logboek]
Het dit menu kan het foutenrapport uitgelezen worden. De recentste
fout staat op de eerste plaats. Alle andere voorafgaande meldingen
worden bij elke nieuwe invoer een positie naar achteren geschoven.
De 16e foutmelding wordt bij het binnenkomen van een nieuwe
foutmelding gewist. Het foutenrapport kan enkel door een
servicetechnieker worden verwijderd.
Op het rapport vermeld wordt
zie
▪ de foutcode,
▪ de printplaat die aan de fout is toegewezen (A1P of BM2, zie
installatiehandleiding voor de binnenunit)
▪ datum en tijd waarop de fout is opgetreden.
8.4
Foutscherm
[→ Hoofdmenu → Fout → Scherm]
8‒1 Foutscherm
8 Fouten en storingen
bediende
prioriteitsmodus
(parameter
Gebruiksaanwijzing
voor
49