Interne gebeurtenissen
Naast de externe gebeurtenissen (paneelgebeurtenissen gecodeerd met de Contact-ID / SIA-protocollen op de gesimuleerde
PSTN-lijn), herkent de communicator ook de volgende gebeurtenissen.
Gebeurtenis
Input 1 Event
Input 2 Event
Input 3 Event
Input 4 Event
Input 5 Event
Input 6 Event
Input 1 Restore
Input 2 Restore
Input 3 Restore
Input 4 Restore
Input 5 Restore
Input 6 Restore
Mains Fault
Mains Fault Restore
Battery Fault
Battery Restore
Panel Interconnection Fault
Panel Interconnection Restore
Cellular Receiver 1 Fault
Cellular Receiver 2 Fault
Cellular Receiver 1 Restore
Cellular Receiver 2 Restore
PSTN Fault
PSTN Fault Restore
Cellular Network Fault
Cellular Network Restore
Tamper Event
Tabel 9 – Beschrijving van gebeurtenissen gehanteerd door communicator.
220 Serie
Dit treedt op wanneer klem T1 is geprogrammeerd als een ingang en de voorwaarden
voor de activering ervan gelden (zie "Inputs/Outputs" op pagina 44).
Zoals Input 1 Event, maar voor klem T2.
Zoals Input 1 Event, maar voor klem T3.
Zoals Input 1 Event, maar voor klem T4.
Zoals Input 1 Event, maar voor klem T5.
Zoals Input 1 Event, maar voor klem T6.
Dit gebeurt wanneer klem T1 is geprogrammeerd als een ingang en terugkeert op stand-
by status (zie "Inputs/Outputs" op pagina 44).
Zoals Input 1 Restore, maar voor klem T2.
Zoals Input 1 Restore, maar voor klem T3.
Zoals Input 1 Restore, maar voor klem T4.
Zoals Input 1 Restore, maar voor klem T5.
Zoals Input 1 Restore, maar voor klem T6.
Gebeurt wanneer de voedingsspanning (klem +V) verlaagt tot onder 10,7 V.
Gebeurt wanneer de voedingsspanning (klem +V) verhoogt tot boven 12 V.
Gebeurt wanneer de batterijspanning verlaagt tot onder 3,4 V.
Gebeurt wanneer de batterijspanning verhoogt tot boven 3,7 V.
Gebeurt wanneer de klem geprogrammeerd als ingang Panel Interconnection
Present wordt geactiveerd (zie "Inputs/Outputs" op pagina 44).
Gebeurt wanneer de klem geprogrammeerd als ingang Panel Interconnection
Present wordt gedeactiveerd (zie "Inputs/Outputs" op pagina 44).
Gebeurt wanneer de communicator NIET kan communiceren met ontvanger 1:
initialisatiefout, supervisiefout of ontvanger reageert niet (zie "IP Receivers" op
pagina 49).
Zoals Cellular Receiver 1 Fault, maar voor ontvanger 2.
Gebeurt wanneer de communicator kan communiceren met ontvanger 1: initialisatie
geslaagd, supervisie geslaagd of ontvanger reageert (zie "IP Receivers" op pagina 49).
Zoals Cellular Receiver 1 Restore, maar voor ontvanger 2.
Gebeurt wanneer de spanning op klemmen LE lager is dan 2,5 V voor de ingestelde LE
Failure Timeout (sec) (zie "Timeouts" op pagina 51).
Gebeurt wanneer de spanning op klemmen LE hoger is dan 2,5 V voor de ingestelde LE
Restore Timeout (sec) (zie "Timeouts" op pagina 51).
De communicator kan GEEN verbinding maken met het mobiele gegevensnetwerk.
De communicator kan verbinding maken met het mobiele gegevensnetwerk.
Gebeurt wanneer de sabotagedetectie is ingeschakeld (zie "Beschrijving van de jumpers"
op pagina 8) en de communicator wordt geopend of verwijderd van de muur (alleen
versies met behuizing).
Beschrijving
23