Voedingscontrole
Het apparaat kan op de volgende wijzen van stroom worden voorzien:
1.
door het inbraakalarmpaneel voorzien van een back-upbatterij, waarbij de communicator moet functioneren binnen een
spanningsbereik van 10,7 tot 27,6 V.
2.
door een externe 12 V voeding, waarbij de voedingsbron de optionele back-upbatterij van de communicator moet opladen
(8 bedrijfsuren na uitval van de hoofdvoeding).
De batterij zorgt er in beide gevallen voor dat de communicator blijft werken in het geval van een stroomuitval.
De spanning van de voedingsbron en batterij wordt continu gecontroleerd, zodat de communicator de volgende gebeurtenissen
kan rapporteren:
Stroomstoring/herstelgebeurtenis
Stroomstoring/herstelmelding (gesproken / SMS / bericht naar de IP-ontvangers).
Omdat het apparaat met en zonder een externe back-upbatterij kan functioneren (zonder begrenzing van ingangsstroom), komen
de volgende twee scenario's overeen met een stroomuitval.
Controle van voedingsspanning
De voedingsspanning zal worden gecontroleerd om mogelijke problemen waar te nemen. De spanning wordt elke 100 ms
gecontroleerd. De volgende condities zijn van toepassing op het apparaat wanneer deze zonder een externe back-upbatterij werkt:
Gebeurtenis voedingsprobleem: wanneer de spanning verlaagt tot onder 10,7 V.
Herstel voedingsprobleem: wanneer de spanning verhoogt tot boven 12 V.
Energiebesparingmodus starten: telkens dat de spanning verlaagt tot onder 9,6 V.
Energiebesparingmodus verlaten: wanneer de spanning verhoogt tot boven 10,7 V.
Wanneer de communicator op energiebesparingmodus is geschakeld, zal het stroomverbruik nooit 175 mA overschrijden. Het
maximale stroomverbruik, in energiebesparingmodus met batterij aangesloten en geen actie in uitvoering, is ca. 70 mA en
lager dan 150 mA tijdens gesproken oproepen.
Controle van batterijspanning
De batterijspanning wordt continu in de gaten te houden om op enigerlei storingen te controleren en de aanwezigheid van de batterij
zelf te verifiëren. De spanning wordt elke 100 ms gecontroleerd. De waarde wordt verwerkt (gemiddelde van waarden) om pieken
te elimineren. De volgende condities zijn van toepassing op het apparaat wanneer deze met een externe back-upbatterij werkt:
Gebeurtenis batterijprobleem: wanneer de batterijspanning verlaagt tot onder 3,4 V.
Herstel batterijprobleem: wanneer de spanning verhoogt tot boven 3,7 V.
Energiebesparingmodus starten: wanneer de batterijspanning verlaagt tot onder 3,2 V.
Energiebesparingmodus verlaten: wanneer de batterijspanning verhoogt tot boven 3,4 V.
Gebeurtenis losgekoppelde batterij: wanneer de batterijspanning verlaagt tot onder 2,0 V.
Herstel losgekoppelde batterij: wanneer de batterijspanning verhoogt tot boven 2,0 V.
Gebeurtenis batterijoverbelasting: wanneer de batterijspanning verhoogt tot boven 4,4 V.
Herstel batterijoverbelasting: wanneer de batterijspanning verlaagt tot onder 4,3 V.
Wanneer de communicator ALLEEN wordt aangedreven door de batterij en de USB-poort NIET kan gebruiken.
22
Universele Mobiele Communicator