Inbedrijfname
Na langere stilstand van de
–
doseerpomp kan geen absoluut
betrouwbare dosering worden
gegarandeerd, omdat het doseer‐
medium in de ventielen en op het
membraan kan uitkristalliseren.
Controleer de ventielen en het
membraan regelmatig.
De doseerpomp moet bij een slag‐
–
lengte van 100% aanzuigen,
omdat de aanzuighoogte bij een
lege doseereenheid afhankelijk is
van het slagvolume. Moet de
doseerpomp bij een kleinere slag‐
lengte aanzuigen en gebeurt dit
niet, verlaag dan de aanzuig‐
hoogte (bijv. reservoir met doseer‐
medium kort iets optillen).
Doseereenheid ontwateren
Bij doseermedia die niet met water in aanraking
mogen komen:
1.
Draai de pomp met de persaansluiting
naar beneden.
2.
Laat het water uit de doseereenheid
lopen.
3.
De eenheid via de zuigaansluiting van
bovenaf doorspoelen met een geschikt
middel of uitblazen met perslucht.
26
De doseerpomp in bedrijf nemen
1.
De doseereenheid vullen -
reenheid vullen" op pagina 27 .
2.
Controleer de pompaansluitingen en de
verbindingen op lekdichtheid.
3.
Controleer het zuigventiel en het pers‐
ventiel op lekdichtheid en ze evt.
natrekken
4.
Controleer de doseereenheid op lek‐
dichtheid en de schroeven op de
doseerkop evt. natrekken - voor aan‐
haalmomenten, zie hieronder.
5.
Alleen bij ontluchting: Controleer of de
ontluchting gesloten is.
Ä „Dosee‐