23
22
20
4. Wegrijblokkering
Ter beveiliging van de scalamobil tegen onbevoegd gebruik kan de wegrijblokkering
29
worden geactiveerd. Gebruik hiervoor de bijgevoegde sleutel [29].
4.1 Activeren van de wegrijblokkering
24
• Schakel de scalamobil in (zie hoofdstuk 2.4.1).
• Houd de sleutel [29] op het met een sleutelsymbool gekenmerkte vlak van de weg-
rijblokkering [25]. De LED-indicatie daarvan knippert even; vervolgens wordt de
scalamobil automatisch uitgeschakeld.
Als de scalamobil nu wordt ingeschakeld, knippert de LED-indicatie van de wegrij-
25
blokkering [25] in een gele kleur. De functie trapklimmen is uitgeschakeld, de wielen
kunnen niet meer worden bewogen.
4.2 Deactiveren van de wegrijblokkering
• Schakel de scalamobil in (zie hoofdstuk 2.4.1).
• Houd de sleutel [29] op het met een sleutelsymbool gekenmerkte vlak van
de wegrijblokkering [25].
• De LED-indicatie dooft, de wegrijblokkering wordt opgeheven; de actueel
ingestelde rijrichtingindicatie [22] c.q. [24] brandt.
!
5. Automatische zelfuitschakeling
Een automatische zelfuitschakeling heeft plaats als er binnen 5 minuten geen functie
op de scalamobil geactiveerd is. Het apparaat schakelt dan automatisch uit om ener-
gie te besparen.
Als het stuurgedeelte in ingeschakelde staat van de aandrijfeenheid wordt gedemon-
teerd, heeft er eveneens na 5 minuten zelfuitschakeling plaats
In beide gevallen blijven de binnenste [15] en buitenste [16] aandrijfwielen in de bij
de zelfuitschakeling heersende positie. In zoverre moeten de wielen bij de volgende
inschakeling van de scalamobil zo nodig weer in de correcte uitgangspositie worden
gebracht (parallelstand van alle vier wielen t.o.v. elkaar).
De wegrijblokkering kan uitsluitend worden geactiveerd c.q. gedeac-
tiveerd, als de scalamobil van tevoren ingeschakeld is.