18
3.4 Berijden van trappen met tralieroosters
Bij het rijden over trappen waarvan de treden geheel of gedeeltelijk uit tralieroosters
bestaan, is bijzondere voorzichtigheid geboden!
!
Vóór een geplande trapbeklimming moet eerst een proefrit met de
scalamobil (zonder rolstoelberijder!) worden uitgevoerd. Als de rem-
men kantelen, mag de trap in geen geval worden bereden. Tegelij-
kertijd mag de scalamobil op geen enkele wijze worden omgedraaid,
omdat hierdoor de rem verbuigen of breken kan!
!
Natte of gladde tralieroosters mogen in geen geval worden bereden.
Bij buitentrappen moet worden opgelet of tralieroosters niet door
nat gebladerte of papier verontreinigd zijn. Als dit het geval is,
bestaat er gevaar voor uitglijden en daarom mag de trap niet worden
bereden. Bevroren trappen mogen eveneens niet worden bereden.
!
Om de werking van de remmen [17] te kunnen garanderen, mag de
lengte [a] van de roosters (gemeten in bewegingsrichting [F] van de
scalamobil) volgende waarden niet overschrijden:
Rem [17] met wieldiameter d= 72 mm: a= maximaal 55 mm
Rem [17] met wieldiameter d= 60 mm: a= maximaal 50 mm
Tralieroosters die de aangegeven waarden overschrijden, mogen op
geen enkele wijze met de scalamobil bereden worden.
3.5 Onderbreken van rijden over trappen
Het rijden over een trap moet altijd zonder onderbreking gebeuren. Over het alge-
meen mag een rit uitsluitend in geval van nood worden onderbroken, bijvoorbeeld
vanwege een noodzakelijke medische verzorging van de te vervoeren persoon.
Mocht het hierbij nodig zijn om derden te informeren, kan de scalamobil op de trap
achterover worden neergelegd, zoals op de grafische afbeelding staat weergegeven.
Gelieve in acht te nemen dat de te vervoeren persoon niet alleen wordt gelaten –
dus dat u in zichtbare en zodoende permanent bereikbare nabijheid blijft.
De in de rolstoel zittende persoon moet zich tijdens de ritonderbreking rustig gedra-
gen, en mag dus in geen geval op grond van eventuele angstgevoelens heftige bewe-
gingen beginnen te maken.
Als aan de scalamobil geen hoofdsteunen zijn aangebracht, wordt dringend geadvi-
seerd het hoofd van de te vervoeren persoon in een geschikte en lichamelijk aange-
name positie te plaatsen. Gebruik evtl. kledingstukken om onder te leggen.
Let erop dat de scalamobil automatisch uitgeschakeld wordt, als hij langer dan
5 minuten niet wordt gebruikt.
3.6 Rolstoel rijden met aangebrachte scalamobil
Desgewenst kan uw scalamobil tijdens ritten op het vlakke gedeelte van de rolstoel
blijven. Hiervoor moeten de binnenste [15] en buitenste [16] wielen op elkaar wor-
den uitgericht (zie hoofdstuk 2.5.1) om contact met de grond te vermijden.
Let er hierbij op dat de rem [17] naar beneden hangt en eventueel tegen vrij kleine
hindernissen kan stoten (bijvoorbeeld de rand van een trottoirband). Het gevolg zou
een eventuele beschadiging van de rem [17] zijn.
!
Met de scalamobil mag uitsluitend over een trap worden gereden,
als de aandrijfwielen van de rolstoel gedemonteerd zijn.
Rijd nooit over een trap met de op de rolstoel aangebrachte wielen –
15/16
een oncontroleerbare val zou het directe gevolg zijn.
17