9
10
16
17
2.5 Functiecontrole
In beginsel moet uitsluitend met geladen accu's over een trap worden gereden
om het risico van blijven staan te voorkomen. Om redenen van bedrijfsveiligheid
8
moet eveneens elke keer voordat op een trap wordt gereden, de remfunctie worden
gecontroleerd. Deze controle wordt zonder rolstoel en met uitgeschakelde scalamobil
8
uitgevoerd.
• Controleer of beide spanhendels [3] volledig in de behuizing zijn gedrukt
(zie ook hoofdstuk 2.2).
• Controleer of de handwielen [8] voor de hoogteomzetting vast aangetrokken zijn.
• Controleer of de twee onderste handwielen [9] op de aandrijfeenheid vast aange-
trokken zijn.
• Controleer of de twee binnenste [15] en de twee buitenste [16] wielen op één lijn
9
t.o.v. elkaar liggen. Mocht dit niet het geval zijn, moeten de wielen op elkaar uit-
gelijnd worden (zie hoofdstuk 2.5.1).
• Mochten de wielen niet t.o.v. elkaar kunnen worden uitgelijnd, mag de scalamobil
in geen geval meer worden gebruikt.
• Schakel de scalamobil weer uit (zie hoofdstuk 2.4.2).
• Rij met de scalamobil voorzichtig tegen een traprand aan.
• Schuif de aandrijfwielen [15] en [16] langzaam over de traprand heen. De remmen
[17] moeten nu pakken om te voorkomen dat de scalamobil over de rand heen
beweegt.
• Als de remmen [17] correct functioneren, kunt u nu de scalamobil in bedrijf
nemen.
!
16
15
15
16
Bij een storing van één of meer remmen [17] mag de scalamobil
in geen geval meer in bedrijf worden genomen. Controleer eerst
of er eventueel deeltjes (vrij kleine steentjes e.d.) in het remge-
deelte [16] zijn gekomen en of daardoor een storing is veroorzaakt
(zie ook hoofdstuk 11.1).
Als dit niet het geval is, bestaat er een defect. Wend u dan a.u.b.
direct tot uw specialist of een vertegenwoordiger van Alber GmbH.
De scalamobil mag in geen geval zonder verdere controle worden
gebruikt!